Bloemetje 95. Vergroten.

Door: Joris Leijten
Soms krijg ik kritiek dat Meisje Bloem een uitvergroting is van de werkelijkheid. Meisje Bloem kijkt te wijs naar de wereld. Niemand heeft zo'n zolder met spulletjes om van te leren.

In één verhaal ziet Meisje Bloem de wereld letterlijk groter. Ze kijkt door een verrekijker op een driepoot op de zolder   Meisje Bloem zegt: ‘Ik zie alles veel groter.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik zie een hele grote spin. De spin kijkt kwaad.’ Meisje Bloem rilt. ‘Dat is een hele kwaaie spin’, zegt ze, ‘die eet mensen.’ Meisje Bloem denkt: ik moet een vriend van hem maken anders ben ik verloren. ‘Oehoe, spin’, roept ze, ‘ik ben Bloem, ik ben aardig. ’De spin blijft kwaad kijken, ziet Meisje Bloem. Ze zegt:
‘De spin is vast doof.’
(29. Verrekijker) Ze kijkt in de verhaaltjes naar de details die normaal niemand ziet. In dit verhaal naar de contouren van een spin die door de verrekijker groter lijkt. Ze trekt daar, net als bij de andere voorwerpen, een conclusie uit met een vraag waar ze over nadenkt. Ze schrikt niet van de grote spin in de lens maar wil graag met dit ‘grote monster’ in gesprek maar deze reageert niet en dus concludeert ze dat de spin doof is, haar niet hoort.

Continue Reading


Bloemetje 94. De hemel

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een trapje met drie treetjes. 'Het is een trap naar de hemel’. zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘In de hemel zitten de mensen die dood zijn gegaan. Buurman is dood gegaan en het zusje van Borre van school.’ Meisje Bloem weet wat dood is . ‘Opa is dood.’ ‘Die woont nu ook in de hemel’, zegt ze.
(8. Het trapje).
Meisje Bloem weet ook wat een hemel is. ‘De hemel is een huis voor dooie mensen. Het is een mooi huis en ze hebben er goed en ze hebben nooit ruzie.’ 
Waarom ging haar opa en haar buurman naar de hemel en blijven andere opa’s en buurmannen leven? Waarom gaat het zusje van Borre dood en leven de zusjes en broertjes van andere schoolgenootjes. Waarom sterft iemand die ik lief heb? Het is een universele vraag, waar ieder een eigen antwoord op heeft. Of geen antwoord als we machteloos staan tegen het waarom van het doodgaan.
Volksverhalen geven antwoorden.

Continue Reading


Bloemetje 93. De po

Door Joris Leijten.
Meisje Bloem vindt in ons boek steeds voorwerpen waarvan ze weet wat het zijn en weet waarvoor ze gebruikt worden; voorwerpen die haar interesseren. Het is geen toeval dat Meisje Bloem iets vindt dat haar interesseert, omdat die voorwerpen haar herinneren aan iets, dat haar op dat moment bezig houdt. De zakdoek waarmee zij zich wil verbergen om een ruzie op school, het trapje waarmee ze haar opa in de hemel denkt te bereiken naar wie ze verlangt of de tand bij de geboorte van haar broertje. Of het zien van een voorwerp wordt ingegeven door de emotie waarin zij is. Omdat ze boos is, of bang, of verdrietig of blij. Het touwtje, dat ze vindt omdat ze bang is voor de wind. De roltong omdat ze blij is en haar verjaardag wil vieren.
Maar voor bijna alles geldt: ze kan zich voorstellen dat al die voorwerpen door anderen zijn bewaard en zij kleurt ze bij met haar eigen beleving.

Continue Reading


Bloemetje 92. Een roze zoet marsepein gebakje

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem heeft een zak snoepjes gekregen. Ze gaat er winkeltje mee spelen. Meisje Bloem houdt van snoep. Meisje Bloem zegt: ‘Een snoepje is het lekkerste van de wereld.’ Ze likt het spuug van haar lippen. Meisje Bloem zegt: ‘Er komt water in je mond als je denkt aan iets lekkers.’  (30. De snoepjes.) Tumtum met suikertjes en gomballetjes, gesuikerde spekken, noga met zoete amandelen, ik vind snoep ook heerlijk. Sterker nog ik kan soms lijfelijk zo’n behoefte hebben aan iets zoets dat het wel een voedingssupplement lijkt en daarmee misschien zelfs verantwoord.

Continue Reading