Category Archives: Bloemetjes

Door Clémence Leijten

Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe.  Meisje bloem wijst om haar heen. Er staan allemaal dozen met spulletjes. ‘Die spullen liggen te wachten’, zegt ze. ‘Over die spulletjes denk ik na.  Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ (2. De dozen.) Als je een boek schrijft als Meisje Bloem dan kijk je door haar ogen naar de wereld om haar heen. Spulletjes op haar zolder horen tot haar wereld en de mensen om haar heen.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een boek met foto’s van mensen. De hoofden op de foto’s zijn bruin en ook de kleren. Gek, die bruine hoofden, Bloem! Meisje Bloem zegt: ‘Die hoofden zijn bruin omdat het oude foto’s zijn. Foto’s van vroeger zijn bruin. Meisje Bloem zegt: ‘De mensen kijken streng.’ ‘  Ik denk niet dat ze aardig zijn’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Maar je hoeft niet bang te zijn voor die mensen, die mensen zijn al heel lang dood. Als je dood bent ben je er niet meer.’ Meisje Bloem herkent zich niet in de mensen op de foto die dood zijn, want ze zegt: ‘Ik wil niet dood.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik moet eerst nog brandweerman worden. En groot. En ik wil ook nog vader worden.’ (34. Het fotoboek) Het is het ongeëvenaard perspectief van een jong kind, dat bovendien geen boodschap heeft aan de traditionele rolverdeling.

Read more

Door: Joris Leijten.
Meisje Bloem vindt op haar zolder allemaal voor haar bekende gewone voorwerpen: brieven, vlieger, verrekijker, hoed, lepel enzovoorts. Voorwerpen waar ze wat van weet en die ze kan gebruiken voor haar kinderspel. Ze kan nog iets met de voorwerpen; iets anders dan waar de voorwerpen oorspronkelijk voor bedoeld zijn: iets bedenken in haar fantasie. Een uitzondering is een steen met tekening. Deze steen interesseert haar en dat correcte wetenschappelijke verhaal wil ze graag delen. ‘Dat is niet getekend door een mens’, zegt Meisje Bloem, ‘dat is een afdruk van een dier, of een tak van heel lang geleden.’

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem reageert op meneer en mevrouw Jansen. Zij is op zolder. Meneer en mevrouw Jansen zijn beneden. Mama heeft geroepen dat ze moet komen om meneer en mevrouw Jansen een handje te geven. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en moeder.’ Ze zegt:’ Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten.’ (37. De stoel.) Meneer en mevrouw Jansen horen tot de mensen die kinderen negeren. Meisje Bloem ziet haarscherp wat dat voor mensen zijn. Meisje Bloem zegt:Een mens is iemand. Je hebt grote mensen en kinderen.’ Meisje Bloem zegt: ’Ik denk dat meneer en mevrouw Jansen alleen van grote mensen houden.
 Ik gruw van die “grote” mensen.

Read more

Door: Joris Leijten
Het is zomervakantie! Een periode dat we het even anders kunnen doen dan we normaal doen. We hoeven niet meer op een vaste tijd op en kunnen later naar bed gaan. En opstaan zonder wekker; we hoeven niet naar school of naar het werk. We hebben meer tijd om leuke dingen te doen en ergens naar toe te gaan op vakantie, zomerkampen, dagexcursies en festivals. Hopelijk is het in deze zomer mooi zonnig en warm weer om naar buiten te gaan. Vroeger was de zomer een periode dat kinderen werkten op het akkerland. Dan was het druk bij de boer en moesten ze helpen. Nu mag dat niet meer en zijn kinderen acht weken echt vrij voor het komende schooljaar in september. Energie op doen en uitrusten.

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een doos blokken op zolder. Meisje Bloem zegt: ‘Daar kan ik een stad mee bouwen.’ Meisje bloem pakt een lang blok, een klein blok, en nog een lang blok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt:  ‘Ik maak een huis.’ Meisje Bloem maakt een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen.’  (51. De blokkendoos) Ze bouwt haar stad – haar wereld – óp. Het wordt steeds mooier. Ze gaat er vanuit dat “meer” beter wordt, nóg meer huizen, nóg meer straten. Altijd iets erbij. Ik herken dat: ook: ik bouw graag op. Opeens door een uitspraak die ik dit weekeinde hoorde, realiseer ik me dat je er steeds een schep boven op kunt doen, maar dat je er óók een schep vanaf kunt halen.

Read more

Door: Joris Leijten
Meisje Bloem houdt van leuke feestjes.
Ze organiseert zelfs in haar eentje een extra verjaardagsfeestje op haar zolder compleet met slingers en een roltong en heeft veel plezier. Meisje Bloem is jarig vandaag. Hoe kan ik zien dat je jarig bent, Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘ We moeten nog versieren.’ Meisje Bloem pakt de doos met de slingers. Ze maakt de slingers vast aan de zolder en ze steekt een papieren bloem in haar haar [..]
In de doos met feestspulletjes ligt een roltong. Meisje Bloem zegt: ‘Leuk, een roltong, die heb ik altijd al willen hebben’
Ze stopt de roltong in haar mond en blaast een hele lange tong met een hele lange pieeeeeeeeeeep … ‘Nu is het echt feest’, zegt ze.

Read more

Door Clémence Leijten.
In het eerste verhaaltje van het prentenboek Meisje Bloem wordt Meisje Bloem voor gesteld: Ze heet Bloem, Meisje Bloem. Misschien heet ze ook wel Anne, of Alice, of Aagje, maar iedereen noemt haar Bloem. “Bloem” noemt haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Wordt maar een mooie bloem”, zei hij.  (1. Meisje Bloem) Er wordt ook verteld wat Meisje Bloem bezighoudt. Meisje Bloem heeft altijd iets te denken. Dat zie je aan haar ogen. Dan kijkt ze in de verte. Als haar ogen donker worden, is ze boos. Haar ogen zijn ook wel eens nat, dan is Meisje Bloem verdrietig. En soms zijn de gaatjes in haar ogen groot, dan is ze bang. Maar meestal glimmen haar ogen, dan is Meisje Bloem blij. “Bloem heeft sprekende ogen zeggen mensen. Dat zeg je als je vindt dat ogen iets vertellen. De ogen van Meisje Bloem vertellen wat ze denkt in haar hoofd en wat ze voelt in haar buik. Wie denkt oordeelt. Daarom vind ik Meisje Bloem een mooi rijk kind. Ik vind mensen die niet oordelen namelijk makkelijke mensen. Het zijn mensen die een status -quo handhaven. De status-quo is de toestand waarin iets zich bevindt. Die status-quo kan fnuikend zijn, maar omdat iemand “niet oordeelt”, komt er geen afkeurende uitspraak. Anderzijds: de status-quo kan ook inspirerend zijn, maar dat wordt niet opgemerkt als iemand niet oordeelt. Er komt dan geen goedkeurende uitspraak; er komt geen compliment. Een wereld zonder oordeel is in mijn oordeel: armoe.

Read more

Door Joris Leijten.
In een mooie recensie van ons nieuwe boek “Ben je boos pluk een roos…” van Biblion (Bibliotheekcentrale) staat een zin met een mooi begrip. Ik citeer:
 “
De verhaaltjes zijn in eenvoudige, vriendelijke stijl geschreven en zijn bedoeld om voor te lezen en samen te bespreken, met reflectievragen voor ouder en kind. ”

Een ‘vriendelijke stijl’ wordt hier gezegd. En daar ben ik heel blij mee. In het woord vriendelijk zit het woord “vriend”. Onze stijl van schrijven wordt beschouwd als een vriend; wij zijn een vriend ten opzichte van de mensen die onze tekst lezen. En dat willen we graag. Want een vriend is een gelijke, een vriend is iemand die je graag ziet. In tegenstelling tot iemand die een preek houdt, waar sprake is van een ongelijke positie van iemand die weet wat goed en niet goed is en een ander die dat niet weet en moet worden onderwezen. Een preker willen wij niet zijn, want er zijn veel meningen en die kunnen naast elkaar bestaan. Maar we vinden het wel fijn als die meningen worden uitgewisseld vandaar ons praatverhaal met in het boek de aantekening dat “het ontbreken een zogenaamd juist antwoord voorkomt dat het gesprek een leeractiviteit wordt, die moet leiden naar die ene ‘goede úitkomst.”
Wij maken géén leer-boeken.

Read more

Door Clémence Leijten. 
Meisje Bloem vindt tussen de dozen op zolder een dooie muis. Zijn velletje is verdroogd. Hij is een beetje ingedeukt. ‘Hij is dood’, zegt Meisje Bloem, ‘hij is helemaal stijf.’ Meisje Bloem denkt dat de muis verdwaald was. Ze zegt: ‘Het was donker en de muis kon de weg naar huis niet meer vinden. En hij had helemaal geen eten. En hij had ook dorst. En niemand kon hem helpen.’ Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. Ze aait het kopje. De muis is koud. (6. De dooie muis) Dood is voor kinderen als Meisje Bloem op zich niet zo erg. Want een muis kun je nooit eens op je gemak bekijken. Maar als hij dood is, ligt hij stil. Je kunt zijn velletje voelen en de pootjes. Je kunt voelen, dat hij koud is en stijf. Uit sprookjes weten ze, dat ook mensen dood gaan. Alhoewel kinderen de neiging hebben de dood te beschouwen als iets wat straks weer over zal zijn, omdat je immers ook in hun spel en in een sprookje dood kunt zijn en dan weer levend, zijn ze bang om het verlaten worden, dat de dood met zich meebrengt.

Read more

40/164