Bloemetje 33. De waarheid in pacht?
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem kijkt in de spiegel. Ze ziet een “mooi” meisje. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester op school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. (18. De spiegel).
Ik wil het hebben over de meester van school, die meent dat hij de waarheid in pacht heeft. Ik heb het niet op de leerkrachten die dat denken en menen dat alleen hun normen gelden en die die tot regel maken. De universitaire basisschoolleraar studeert bijna af. Hogescholen waren tegen, maar hij kwam toch: de volledig universitaire pabo. De eerste studenten zijn nu klaar. Een van hen komt aan het woord in mijn avondkrant. Ze zegt:
“We hebben geleerd om heel kritisch naar onderwijs te kijken. Niet doen wat leuk is, maar wat bewezen effectief is om kinderen te laten leren. Ik denk dat ik binnen mijn team die kritische blik kan brengen.” (1) Ik gruw van deze bewering en heb een zwaar hoofd in het effect van de lessen van deze beginnende leerkracht; ik beklaag de leerlingen. Weet zij niet dat een mens alleen leert als iets leuk voor hem is?
Bloemetje 32. Actief luisteren
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Beneden roept haar moeder dat meneer en mevrouw Jansen gekomen zijn en dat Meisje Bloem hen moet komen begroeten. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en mijn moeder.’ Ze zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten’ (37. Een stoel). Deze scene uit het prentenboek is een aanklacht van een kind naar een volwassene: “Ze praten niet met me, ze luisteren niet.” Dodelijk is dat voor een kind. Ik proef in de houding van meneer en mevrouw Jansen de neerbuigende houding van ‘het is maar een kind, een kind kan nog niks’ en de norm ‘als de volwassenen praten moet een kind zwijgen’ en een cultuur waarin een kind moet aannemen dat ‘het is zoals het is’. Weten meneer en mevrouw Jansen wat ze aanrichten?
Bloemetje 31. Geschiedenisles
Door Joris Leijten
Deze week is het Kinderboekenweek 2020 met het thema: “ En toen?, over geschiedenis”. Alle voorwerpen op de zolder van Meisje Bloem hebben een geschiedenis. Ze zijn op een of andere manier belangrijk voor de ouders van Meisje Bloem om te bewaren voor de toekomst op de zolder. Dat weet Meisje Bloem. Ze vindt het spannend en leuk om op de zolder in de dozen te speuren naar de voorwerpen en vragen te stellen naar de geschiedenis van de voorwerpen. Ze stelt aan de hand van de voorwerpen zichzelf vragen en leert van de verhalen die ze bedenkt en speelt. Dat leidt weer tot nieuwe antwoorden.
Kinderboekenweek 2020: En toen?, over geschiedenis.
Vanaf 30 september a.s. tot zondag 11 oktober 2020 is de jaarlijkse Kinderboekenweek dit keer met het thema: En toen?. Joleijt heeft verschillende kinderboeken uitgegeven met Geschiedenis.
Joleijt heeft een KINDERBOEKWEEK ACTIE!!
- Alle grote prentenboeken Meneer Boek, Madame Poubelle, Meisje Bloem voor €10,00 (met porto € 3,50 extra). Alle drie voor €25,00 (met porto € 4, 50 extra).
- De marskramer Joris Joleijt (klein) € 2,50. (met porto € 1,00 extra)
Het bedrag met deze bovenstaande nieuwe prijzen overmaken aan Joleijt via de rekeningnummer NL53 INGB 0003306087 o.v.v. welk Boek(en) en uw adres.
Bloemetje 30. Zich pantseren.
Door: Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt in een doos een harnas van een ridder. Meisje Bloem wil wel ridder worden. Ze doet de ijzeren jas aan en zet de helm op haar hoofd. ‘Het is zwaar’, zegt ze. Meisje Bloem kan er bijna niet mee lopen en ze kan ook bijna niets zien. ‘Niemand kan me pijn doen,’ zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Met deze ijzeren kleren ben ik niet meer bang (41. Het harnas)’ Dit verhaal van Meisje Bloem herken ik. Als ik bang ben kan ik wegduiken in een hoekje, maar ik kan me ook pantseren net als Meisje Bloem; me sterker maken dan ik werkelijk ben. Ik kan letterlijk eelt kweken op mijn ziel, waardoor alles wat mensen tegen mij ondernemen mij niet raakt meer en ik onschendbaar wordt. Niks deert me en een gemene opmerking glijdt van mijn rug als druppels water op een vette eenden rug. Ik kan me ook pantseren door me voor te stellen dat ik een ander ben, een heel sterke vrouw bijvoorbeeld die niemand in de wereld nodig heeft. Dat lijkt prettig maar als niks meer binnen komt, dan ben ik wel heel alleen en word ik ook niet met liefde gevoed, want narigheid raakt me niet, maar ik ben ook gevoelloos voor liefde dan; ik verhard. Wie zich afsluit voor gevoelens, zich pantsert, wordt niet geraakt, niet door een sneer, maar ook niet door een compliment of een aai. En is die sterke vrouw wel een prettig iemand voor de mensen om mij heen?
Bloemetje 29. Vragende Nieuwsgierigheid
Door Joris Leijten.
Bij kinderen kennen we de zogenaamde ‘waaromfase’. Tussen 3 en 4 jaar ontdekken kinderen dat alles met vragen te beantwoorden is. Ze stellen zich bij alles wat ze doen de vraag: Waarom? Waarom moet ik naar bed? Waarom moet ik eten, waarom heeft een stoel 4 poten? Soms tot ontsteltenis van de ouders en andere volwassenen die niet op elke vraag een goed kinderantwoord weten. Door het soms te veel aan vragen stellen en de ergernis van volwassenen daarover leren kinderen het helaas af om vragen te stellen. Hopelijk behouden ze wel hun nieuwsgierigheid en gaan ze zelf opzoek naar vragen en de antwoorden net als Meisje Bloem.
Bloemetje 28. Schuilen
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem en haar pop vinden op zolder een paraplu. Meisje Bloem kan de paraplu meteen gebruiken want het wordt opeens donker en de wolk boven haar hoofd is pikzwart. ‘Er komt onweer’, roept ze. Flits… donderebom, flits…. donderebom. Dan begint het te regenen. Te regenen! ‘Ik heb een paraplu’, zegt Meisje Bloem, ‘ons kan niks gebeuren. Wij gaan schuilen (24. De paraplu).’ De pop is bang; Meisje Bloem biedt haar pop bescherming en ze wachten samen onder de paraplu tot de zon weer gaat schijnen. Ik vat de paraplu in het verhaaltje op als een metafoor van bescherming, voor schuilen. Maar wat is dat schuilen? Meisje Bloem denkt na over schuilen. Meisje Bloem zegt: ‘Schuilen is dat je je verbergt voor iets dat je bang maakt. Er kan dan niets meer gebeuren(24. De paraplu).’ Ik ken in mijn leven het gevoel van dreiging; ik ken de behoefte dan te willen schuilen.
Bloemetje 27. Krulmensen
Door Clémence Leijten.
In een doos op zolder liggen messen, lepels en vorken. Meisje Bloem zegt: ‘Het zijn mooie voor een deftig diner.’ Rechts van het bord het mes en de lepel, links de vork weet ze. Haar ogen lachen om de vork die is krom gebogen (3. De vork). Meisje Bloem vindt een kromme vork leuk, terwijl andere mensen denken: gooi weg die rare vork, die kan je toch niet meer normaal gebruiken. Zij vindt de kromme vork leuk omdat die haar doet denken aan mensen die zich anders dan anderen mensen gedragen. Die mensen ‘krullen’ als de kromme vork; zij buigen zich in bochten die nog niet bestaan. “Krulmensen” noemt Meisje Bloem die mensen: krulmensen zijn anders en ze doen anders “Meisje Bloem doet een krulmens voor. Ze buigt voorover en legt haar handen op de grond. ‘Als je een krulmens bent’, zegt ze, ‘zie je alles op zijn kop (3. De vork).’ Daarmee bedoelt ze, denk ik, dat krulmensen de dingen anders bekijken dan de meeste mensen. Dat doen ze omdat ze dat grappiger vinden, of wijzer, of handiger. Meisje Bloem ontdekt dat zij een krulmens is.
Bloemetje 26. Een totaal project.
Door Joris Leijten.
Veel mensen vinden het leuk dat de educatieve producten van Joleijt meer zijn dan alleen een prentenboek. Bij Madame Poubelle (2016), Meneer Boek (2018) en Meisje Bloem 2019) zijn direct bij het prentenboek een lesboek een meezingliedje en personage of act uitgebracht. Het lesboek, personage en andere producten hebben dezelfde basis van het prentenboek maar zijn toch aanvullend en uniek in hun soort en kunnen ook los van elkaar gebruikt worden. Er is over nagedacht. Ook zit er in vormgeving een overeenkomst in zowel de zwart-wittekeningen, manier van schrijven, vormgeving en lesmethode van drie “Een leukere wereld” figuren.
Na de uitgave Madame Poubelle kwam er uit de leerkrachten de vraag naar een kleurplaat van Madame Poubelle om met de leerlingen te kleuren. Deze hebben we gemaakt als zoekplaat met elementen uit verschillende verhalen. Daarbij kwam ook een knippopje dat gekleurd kon worden en in elkaar gevouwen/ geplakt kon worden. Hiervan leren we ook weer en voeren we dan direct door op de andere figuren. Je blijft zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de figuren in te zetten en te promoten.
Bloemetje 25. Seksualiteit
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een stapeltje brieven met een lint erom. Het zijn brieven van Joop voor Klaartje. ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’ Op een dag schrijft hij een mooie brief aan haar. Dat ze mooie haren heeft, en mooie ogen. Dat ze lief is. Dat hij een mooi huis heeft, en hij vraagt of ze bij hem komt wonen. Hij heeft ook een lieve hond. ‘Klaartje vindt honden leuk’, zegt Meisje Bloem, ‘Klaartje houdt van honden. Dus gaat Klaartje met Joop trouwen net als in een sprookje. En ze leefden nog lang en gelukkig (7. De brieven).’ Dat Klaartje omwille van de hond met Joop trouwt, is een beleven van een kind. Meisje Bloem wil zelf graag een hondje, dus lijkt het hebben van een hond haar een goed argument om te trouwen. Meisje Bloem weet wel wat trouwen is: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’ Meisje Bloem kijkt naar haar pop, ze zegt: ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij (7. De brieven).