Bloemetje 60. het Goede leven?
Door Joris Leijten:
Twee weken geleden was ik bij de première van een korte documentaire getiteld “Verbeelding van Het goede leven”¹. Het was een productie van leerlingen van de HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen) in Nijmegen. In de prachtige documentaire volgden we drie mensen met een verstandelijke beperking en bij elk van hen een begeleider. Aan hen allemaal werd de vraag gesteld: “Wat vind jij dat het goede leven is.” De vraag boeide mij omdat Joleijt in zijn doelstelling inzet op het realiseren van een leukere wereld. “Een leukere wereld” is een synoniem voor “het goede leven”. Ik was benieuwd naar hun antwoorden.
Dr. Maaike Hermsen, lector “Ethiek van Verbinding met mensen met een Verstandelijke Beperking” bij Kenniscentrum HAN SOCIAAL, doet in samenwerking met een groep mensen met een beperking, genaamd STERKplaats, onderzoek naar de vraag: wat is het goeie leven voor mensen, die moeten leven met een verstandelijke beperking en die daar door belemmerd worden. Zij verwerken de antwoorden in adviezen aan bedrijven die de sfeer willen verbeteren ten opzichte van personeelsleden met een verstandelijke beperking. Onder haar leiding werd de documentaire gemaakt
Meisje Bloem moet ook leven met een beperking. De beperking dat ze nog klein is en dat volwassenen haar soms niet zien staan. Zoals meneer en mevrouw Jansen die bij haar ouders op bezoek komen. Zij weigert de zolder te verlaten om hen te begroeten zoals haar moeder wil. Ze zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.[..] Meneer en mevrouw Jansen praten alleen maar met mijn vader en mijn moeder. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk. Meisje Bloem zegt ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten.’ (37. Een stoel) Meisje Bloem krijgt van meneer en mevrouw Jansen niet de erkenning en het vertrouwen waar ze wel naar verlangt. Het gedrag van meneer en mevrouw Jansen hoort niet tot het goede leven zoals Meisje Bloem zich dat voorstelt. Meneer en mevrouw Jansen zien Meisje Bloem niet staan.
Bloemetje 59. Een feest.
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem is jarig. Hoe kan je zien dat ze jarig is? Meisje Bloem zegt: ‘We moeten nog versieren. Meisje Bloem pakt de doos met slingers. Ze maakt de slingers vast aan de zolder en ze steekt een papieren bloem in haar haar. Nu nog een taart, Bloem. ‘Ja’ zegt Meisje Bloem, ‘en een cadeautje.’ Het is feest. Wat is kenmerkend aan een feest eigenlijk? Ik ga in de leer bij Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Feest is als er heel veel slingers hangen, als je heel veel cadeautjes krijgt, als je mag kiezen wat je wilt eten, als je laat naar bed mag, als je heel hard mag piepen op een fluitje.’ Meisje Bloem zegt: ‘Feest is als iedereen blij kijkt.’ (36. De roltong). Door haar woorden herinner ik me dat een feest een aantal bouwstenen heeft. ¹ Feest is meer dan het bij elkaar zetten van een aantal leuke activiteiten. Met leuke activiteiten kun je wel een gezellige dag organiseren, maar je hebt nog geen feest. Een goed feest bestaat uit een aantal bouwstenen die met elkaar verbonden zijn en elkaar ondersteunen; versterken, weet ik. Mensen worden blij van feesten. Als je blij bent kun je beter tegen nare dingen die gebeuren. Daarom is feestvieren zo belangrijk.
Bloemetje 58 Wij mensen.
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem kijkt in de spiegel. Ze zegt: ‘Leuk ben ik’. Meisje Bloem praat tegen Meisje Bloem in de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester van school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben ook lief als ik doe, wat ik zelf graag wil.’ (18. De spiegel) De buurman, tante Bet en de meester van school zijn volwassenen. Meisje Bloem is een kind. ‘Nog maar’ een kind zeggen deze volwassenen. Dit zijn volwassenen die menen, dat zij het onwetende kind moeten opvoeden en vormen naar hun gelijkenis. Het kind is in hun beleving geen gelijke. De kinderwereld en de wereld van de volwassenen zijn twee werelden; niet gelijk en gescheiden. De wereld van de volwassenen is de norm en zolang een kind niet voldoet aan die norm, moet het zijn mond houden. Zolang hij niet weet hoe het in de volwassen wereld hoort, wordt bij deze volwassenen een kind buiten gesloten. Ik denk dat er één wereld is een wereld van mensen, allemaal gelijk.
Bloemetje 57: Worden
Door Joris Leijten
De meest gestelde vraag aan kinderen is “wat wil je later worden? Het is een bijna zinloze vraag omdat de mening en interesses van kinderen zo snel wisselen. In elke fase van een kind zijn er andere interesses met mogelijk andere beroepen tot gevolg. Het is als volwassene wel leuk om de interesses van kinderen te volgen; maar grote mensen mogen kinderen niet vast pinnen op de antwoorden. Het is wellicht voor het kind daarom prettiger om als volwassenen alleen zelf te concluderen wat er in hun spel of hobby’s gebeurt. In het begin zijn ze heel erg met brandweerman, prinses of dieren bezig en later meer met koken of uiterlijk. Indirect worden kinderen voor hun uiteindelijke beroepskeuzes door de vraag ”wat wil je later worden” misschien beïnvloedt. Het is leuk dat de kinderen zich breed oriënteren en verschillende interesses beoefenen op gebied van sport, cultuur en spel en uiteindelijk een eigen keuze maken tot een beroep.
Bloemetje 56 Een zoen en een roos
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem is boos omdat haar ouders werken en niet bij haar kunnen zijn. Ze zegt: ‘Ik ben boos op mijn vader. Ik ben boos op mijn moeder. Ze gaan altijd werken.’ Meisje Bloem voelt zich alleen. Meisje Bloem denkt aan haar overleden opa, die werkte niet. Ze praat met hem. ‘Kom, Bloem, niet boos zijn’, zegt opa. Meisje Bloem krijgt een zoen. Maar dat helpt niet.’ Haar opa probeert met een zoen Meisje Bloem op andere gedachten te brengen en ontkent daarmee haar boze emotie. De zoen heeft geen effect. Opa heeft nog een truc in de doos, een versje dat hij kent uit zijn jeugd over een roos op je hoed die boosheid verdrijft.‘ Ben je boos, pluk een roos, zet hem op je hoed, dan ben je morgen weer goed.’ ‘Morgen pas weer goed! zegt Meisje Bloem, ‘dus mag ik vandáág boos blijven.’ Opa zegt: ‘Jij hebt gewonnen.’ Vandaag mag Meisje Bloem boos zijn. Meisje Bloem zegt: ‘Dat is wat ik wil.’ (26. De hoed). Ook de truc met de roos op de hoed van opa werkt niet. Wellicht had opa beter kunnen vragen naar de reden van haar boosheid.
Bloemetje 55. Alles op zijn kop.
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een grote doos met messen, lepels en vorken. ‘Meisje Bloem zegt: ‘Het zijn mooie voor een deftig diner.’ Rechts van het bord het mes en de lepel, links de vork, weet ze. Haar ogen lachen om de vork die is kromgebogen. Ze zegt: ‘Dit is een krulvork. Met een krulvork eten krulmensen.’ Wat onderscheidt krulmensen van niet-krulmensen? Een normale vork gebruikt iedereen; een kromme vork met een krul is bijzonder en is voor krulmensen die anders dan iedereen naar de wereld kijken. Die, zoals Meisje Bloem in het verhaaltje zegt, kunnen denken met een bochtje. Meisje Bloem doet een krulmens voor. Ze buigt voorover en legt haar handen op de grond. ‘Als je een krulmens bent’, zegt ze, ‘zie je alles op zijn kop.’ (3. De vork). Je kijkt als krulmens anders aan tegen heersende normen, je trekt wat hoort in twijfel: het kan immers ook anders, beter wellicht; een vork functioneert als hij recht is, maar functioneert ook krom.
Bloemetje 54 Zaadjes en erwtjes
Door Joris Leijten:
Het is bijzonder dat Meisje Bloem op haar zolder een doosje zaadjes vindt. Zij bedenkt dat ze daar een heleboel bloemen van kan maken. Meisje Bloem vindt ook een pot met aarde. Zij duwt de zaadjes in de grond. ‘Nu moeten jullie gaan groeien’, zegt ze tegen de zaadjes, ‘want ik wil een heleboel bloemen.’( 27. De zaadjes). De zaadjes van Bloem kun je ook symbolisch zien. Het zaadje is de kiem waar bloemen uit ontstaan: de bloemen zijn de nieuwe ideeën. Meisje Bloem zaait haar verhalen via het prentenboek Meisje Bloem. Haar verhalen groeien op hun beurt omdat lezers haar ideeën omarmen en gebruiken en toepassen in hun eigen leven. Haar ideeën inspireren om kritisch te denken en misschien andere dingen te doen.
Bloemetje 53. Ja juist!
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt tussen de dozijn een dooie muis. Zijn velletje is verdroogd. Hij is en beetje ingedeukt, Bloem. ‘Hij is dood’, zegt Meisje Bloem, ‘hij is helemaal stijf.’ [..] Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. Ze aait het kopje. De muis is koud. (6. De dooie muis) Je kunt je afvragen of je in een boek voor jonge kinderen moet praten over de dood. Van dat niet strijdig is met de “tere” kinderziel. Zo je ook niet zou mogen praten over seksualiteit. Over milieuproblemen. Dat zijn controversiële onderwerpen, waar een leerkracht bijvoorbeeld, zich niet aan zou moeten wagen. Dat vinden sommige mensen. Ik ben het daar niet me eens. Die onderwerpen maken deel uit van het kinderleven. Die onderwerpen negeren, is je vriendelijk negeren. En negeren, wetende dat we uit de psychologie, is erger dan pesten nog. Toch weet ik dat het voor veel leerkrachten een dilemma is.
Alles waar kinderen me bezig zijn, zou bespreekbaar moeten zijn. En ik vraag me af: kan dat? Leraren die moeite hebben met het denken van deze thema’s aan de gezinssituatie van de kinderen. Ze houden rekening met de groep waar hun leerlingen thuis horen. De leerlingen hebben soms grote, zeer grote invloed van hun omgeving op hun denken, voelen en willen en op hun gedrag. Die leraren vinden dat het niet is aan raden het soort van zijn omgeving te vervreemden door iets te bespreken waar thuis niet over wordt gesproken. Dat is punt om over na te denken, maar toch…
De sfeer van een groep heeft invloed op hem, dat is duidelijk, maar hij kan ja zeggen van nee willen mensen in hun natuur eigenschappen bezitten als ‘reflecteren’, als ‘evalueren’. Meisje Bloem doet dat. Haar oom Ben maakt altijd weer hetzelfde grapje. Oom Ben zegt altijd: “Ik haal je neus eraf” en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dat ik dat geloof maar ik zie dat de duim is.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach.’ (17. De fopneus) Meisje Bloem zegt tegen oom Ben dat hij niet grappig is.
Bloemetje 52. Rampen
Door: Joris Leijten De afgelopen dagen stonden in het teken…
Bloemetje 51. Vertrouwen
Door Clémence Leijten.
Er is een boek, een prentenboek Een boek dat mij bezighoudt omdat het vertelt hoe een kind denkt en voelt in relatie met alles om hem heen. Het gaat over een meisje. Ze heet Bloem.“Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij.(1. Meisje Bloem) Meisje Bloem is een prentenboek voor kinderen, maar eigenlijk ook voor grote mensen, omdat het kinderen maar ook grote mensen aan het denken zet. Op zolder waar ze ongestoord zichzelf kan zijn, vindt Meisje Bloem dozen met spulletjes. Ze maakt in dit prentenboek verhalen bij die spullen. Die soms ontroerend zijn, soms verrassend, maar altijd geven ze een beeld van een meisje met een eigen kijk op de wereld.