Bloemetje 40. Een “grap”
Door Clémence Leijten In een doos zit een rood balletje…
Bloemetje 39. Zelfvertrouwen
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een doos met blokken en ze bouwt daarvan een stad. Een stemmetje in haar zegt: ‘Bouw een muur om de stad heen, Bloem!’ Een aantrekkelijk idee? Achter een muur ben je immers veilig. Meisje Bloem zet een “stip op de horizon” (daar wil ze naar toe). Ze zegt: ‘Nee, ik wil geen muur om de stad.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik wil de stad uit kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.’ Ze zegt: ‘En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik vind het leuk als Erik, mijn neefje, komt logeren.’ Het verhaal gaat verder met een vraag. Maar Bloem, wat is dat dan een muur om de stad? In alle verhaaltjes van Meisje Bloem is er iets of iemand die haar bevraagt. Haar evenknie, haar andere ik, haar geweten? Het stemmetje vormt een reflectie op wat ze denkt. In elk verhaaltje beantwoordt zij de steeds terugkeren vraag: maar Bloem, wat is dat dan…? En dan volgt haar uitleg. Vragen zetten je aan het denken en mooi vind ik dat Bloem die vragen voelt opborrelen in zichzelf; ze heeft daar niet een belerende ouder of schoolmeester voor nodig. Kinderen kunnen dat, als zij van ons volwassenen de ruimte krijgen om na te denken, zij kunnen autonoom keuzes maken en zij kunnen op zichzelf vertrouwen.
Bloemetje 38. Nieuw(jaar)
Door: Joris Leijten.
Het is begin januari. Een nieuw jaar is aangebroken. Het is een afspraak dat op 1 januari het nieuwe jaar begint en we een bladzijde van de kalender van het vorige jaar omslaan. We wensen iedereen een gelukkig nieuw jaar en starten min of meer met een schone lei en maken nieuwe plannen. Meisje Bloem speelt graag nieuwe verhalen. In het boek zoekt ze nieuwe verhalen in een voor haar nieuwe doos op haar zolder. Ze is elke keer verrast wat er in zit de doos zit. Ze stelt zichzelf vragen om te achterhalen wat het is en vraagt zich af wat ze ermee kan spelen.
Bloemetje 37. Gezellige decembermaand
Door: Joris Leijten
De decembermaand is er weer met zijn de donkere dagen voor kerst. Het wordt kouder. We trekken ons warm knus terug in onze huizen en we maken het gezellig binnen. Voor Meisje Bloem staat de decembermaand ook voor gezelligheid. Als ze op zomaar een moment in het jaar de kerstboomlichtjes vindt op haar zolder, associeert ze die met ‘gezellig’. Ze maakt van een donkere warme deken een kleine hut op haar zolder en maakt het sfeervol met de aangestoken kerstboomlichtjes. Ze gaat er met haar pop gezellig in zitten. Ze vraagt zich af ‘Wat is dat dan, gezellig? Meisje Bloem denkt na over gezellig. Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig kun je zelf maken.’ (44 De kerstboomlichtjes). Dat is waar. Maar waarom wordt specifiek gedacht aan gezelligheid bij de koude decembermaand waarbij je het binnen thuis warm maakt rond de kerstboom met de lichtjes bij de open haard met lekker eten? Want gezelligheid kan ook op andere momenten worden ingezet. Bijvoorbeeld in de zomer bij een picknick op het strand of in de tuin. Waarom dan toch? Omdat gezelligheid extra warmte geeft en de kou buiten houdt.
Bloemetje 36: Aangeboren of aangeleerd?
Door Clémence Leijten.
We hebben het over Meisje Bloem, uit het gelijknamige prentenboek. Het is een meisje dat haar eigen weg gaat. Zelf zegt ze over die eigen weg: Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ Meisje Bloem zegt ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’ (1. Meisje Bloem) Hoe weet Meisje Bloem wat ze wil doen. Is haar dat aangeboren of is haar dat aangeleerd? Aangeboren of aangeleerd? De discussie van wat aangeboren is en wat kan worden toegeschreven aan opvoeding herken ik als het ‘nature – nurture debat. De ene partij denkt dat alle mensen álle menselijke eigenschappen al in zich hebben als ze worden geboren; dat dat een gegeven is (nature).
Bloemetje 35: Pot met Wijsheid
Door Clémence Leijten
In een doos zit een rood balletje aan een touwtje. Meisje Bloem ziet dat het een fopneus is, een neus met een grapje en dat doet haar herinneren aan haar oom. Meisje Bloem zegt: ‘Gister kwam oom Ben. Oom Ben maakt altijd grapjes.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben zegt altijd: “Ik haal je neus eraf” en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dan dat ik dat geloof maar ik zie dat het zijn duim is.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach (17. De fopneus). Oom Ben weet zelf niet dat hij niet grappig is. Meisje Bloem vertelt hem dat. Meisje Bloem zegt tegen oom Ben: ‘U bent niet grappig.’ Oom Ben zegt: ‘En jij bent eigenwijs.’ En dat zegt hij niet vriendelijk (17. De fopneus). Meisje Bloem dient dus haar mond te houden tegen haar grote oom Ben. Omdat ze nog klein is. Omdat klein in de ogen van oom Ben niet telt. Volwassenen als oom Ben willen hun vermeende wijsheid overbrengen op kinderen omdat die niet wijs zouden zijn. Hebben volwassenen een monopolie op de wijsheid?
Bloemetje 34. Veilig thuis.
Door: Joris Leijten
Iedereen wil graag een veilig huis thuis. Een veilige plek waar je kan doen wat je wilt. Kinderen hebben ook zo’n veilige plek nodig, een plek waar ze zich binnen de huiselijke omgeving kunnen terugtrekken. Meestal is dat de eigen slaapkamer of een boomhut in de tuin. Voor Meisje Bloem is dat de zolder van haar huis. Het is de plek waar ze graag speelt, iets ervaart en zichzelf is. “Meisje Bloem wijst om haar heen. Er staan allemaal dozen met spulletjes. ‘Die spulletjes liggen te wachten’, zegt ze, ‘over die spulletjes denk ik na.’ Meisje Bloem zegt: ‘Het is leuk op zolder, maar soms wel een beetje eng.’ Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak. Niemand ziet me daar.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil ’(2. De dozen). Als we het prentenboek Meisje Bloem lezen, zijn we intiem te gast in haar domein. Het is haar plek die haar ouders accepteren en respecteren. Het is een plek waar ze kan weg dromen in haar eigen wereld en haar eigen waarheid.
Bloemetje 33. De waarheid in pacht?
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem kijkt in de spiegel. Ze ziet een “mooi” meisje. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester op school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. (18. De spiegel).
Ik wil het hebben over de meester van school, die meent dat hij de waarheid in pacht heeft. Ik heb het niet op de leerkrachten die dat denken en menen dat alleen hun normen gelden en die die tot regel maken. De universitaire basisschoolleraar studeert bijna af. Hogescholen waren tegen, maar hij kwam toch: de volledig universitaire pabo. De eerste studenten zijn nu klaar. Een van hen komt aan het woord in mijn avondkrant. Ze zegt:
“We hebben geleerd om heel kritisch naar onderwijs te kijken. Niet doen wat leuk is, maar wat bewezen effectief is om kinderen te laten leren. Ik denk dat ik binnen mijn team die kritische blik kan brengen.” (1) Ik gruw van deze bewering en heb een zwaar hoofd in het effect van de lessen van deze beginnende leerkracht; ik beklaag de leerlingen. Weet zij niet dat een mens alleen leert als iets leuk voor hem is?
Bloemetje 32. Actief luisteren
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Beneden roept haar moeder dat meneer en mevrouw Jansen gekomen zijn en dat Meisje Bloem hen moet komen begroeten. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en mijn moeder.’ Ze zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten’ (37. Een stoel). Deze scene uit het prentenboek is een aanklacht van een kind naar een volwassene: “Ze praten niet met me, ze luisteren niet.” Dodelijk is dat voor een kind. Ik proef in de houding van meneer en mevrouw Jansen de neerbuigende houding van ‘het is maar een kind, een kind kan nog niks’ en de norm ‘als de volwassenen praten moet een kind zwijgen’ en een cultuur waarin een kind moet aannemen dat ‘het is zoals het is’. Weten meneer en mevrouw Jansen wat ze aanrichten?
Bloemetje 31. Geschiedenisles
Door Joris Leijten
Deze week is het Kinderboekenweek 2020 met het thema: “ En toen?, over geschiedenis”. Alle voorwerpen op de zolder van Meisje Bloem hebben een geschiedenis. Ze zijn op een of andere manier belangrijk voor de ouders van Meisje Bloem om te bewaren voor de toekomst op de zolder. Dat weet Meisje Bloem. Ze vindt het spannend en leuk om op de zolder in de dozen te speuren naar de voorwerpen en vragen te stellen naar de geschiedenis van de voorwerpen. Ze stelt aan de hand van de voorwerpen zichzelf vragen en leert van de verhalen die ze bedenkt en speelt. Dat leidt weer tot nieuwe antwoorden.