Category Archives: Bloemetjes

Door Joris Leijten
De tekeningen in de boeken van uitgeverij Joleijt zijn allemaal  in het zwart wit. Dat is niet toevallig, dat is een keuze. Omdat we ‘duidelijke’ afbeeldingen willen maken. Zwarte lijnen op wit papier, duidelijker kunnen we het niet maken. Kleuren leiden af, vinden wij. Wij krijgen er veel vragen over. Boekhandelaren willen onze boeken vanwege het zwart-witte niet verkopen. Ze kijken niet naar de inhoud van het boek; een kinderboek moet voor hen opvallen op het boeken schap door een full colour glanzende kaft. Wij menen dat een zwart wit boek de aandacht trekt tussen alle kleuren boeken. Wij voelen ons gesteund door recensies die over onze boeken geschreven zijn.

Prof. Dr. J.A.M. Bransen (Jan) faculteit Filosofie van de gedragswetenschappen Radboud Nijmegen schreef in zijn recensie over het prentenboek Meisje Bloem: De tekeningen in Meisje Bloem hebben een heel eigen signatuur. Eenvoudig, zwart-wit, weinig details, en soms gaan ze op een verrassende manier hun eigen gang, alsof ze een tweede verhaal vertellen, wat weer tot heel andere vragen aanleiding kan geven.” ¹

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder, terwijl het hard waait. Hoeiiiiiiiiii, hoeiiiiiiiiii, hoeiiiiiiiii gaat het. Ben je bang, Bloem, voor de wind? ‘Straks waait misschien het dak er af’, zegt ze. ‘Hoe kan ik dat stoppen?’ Meisje Bloem denk aan een huis zonder dak waar je zomaar naar binnen kunt kijken. Ze zegt:Zonder het dak waaien de lakens van mijn bed.’ De gaatjes in haar ogen zijn groot. Meisje Bloem denkt diep na. ‘Er moet iets gebeuren’, zegt ze. (4 Het touwtje.) Als je een gevaar ziet dan kun je wachten tot het voorbij is, maar je kunt ook wat aan het gevaar gaan doen. Naast Meisje Bloem ligt een bol touw. ‘Ik weet wat’, zegt ze. Meisje Bloem windt het touwtje van de bol. Ze bindt het touwtje om een spijker in het dakraam. En dan neemt ze het andere eind van het touwtje mee naar de stoelpoot en knoopt het daar vast. ‘Zo’, zegt ze, ‘nu kan er niks meer gebeuren.’  Meisje Bloem wacht niet totdat het dak er af waait. Ze bindt het dak vast met een touwtje aan de stoelpoot. Meisje Bloem lost iets dat fout kan gaan, op. Dat kunnen mensen. Meisje Bloem ontdekt dat zij haar huis heeft gered en dat zij zich dapper voelt.

Read more

Door Joris Leijten

De afgelopen weken was het in Nederland en Europa heet en warm. Buiten werd het ruim 35 graden Celsius. We komen in de vakantiestemming van de warme zomer. Meisje Bloem speelt graag op de zolder. De zolder is altijd een warme plek. Direct onder de pannen broeit het. Het broeit en bloeit van inspiratie en ideeën. Zelf woon ik op een 3e etage bovenverdieping in een appartement met een plat dak, een soort zolderverdieping, en dat trekt ook veel warmte aan.                                                                                                                                    

Meisje Bloem heeft in het prentenboek Meisje Bloem geen last van de warmte. De warmte  is er wel, maar komt van buiten van de mooie zon, waarin je lekker kunt spelen.
“Maar Bloem, wat is dat dan, buiten? Meisje Bloem denkt na over buiten. Meisje Bloem zegt: ‘Buiten is niet binnen. Binnen is de kamer. De tafels en de stoelen. De bedden. De vorken en de lepels. Buiten is de lucht. De regen en de zon. En de bloemen en het gras, maar ook de auto’s op de weg.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga naar buiten, als ik niet meer binnen wil spelen.’ (42. Het dakraam)

Read more

Door Clémence Leijten.
Op zolder op de deksel van een doos kruipt een diertje. Het is een diertje met een rode jas met zwarte stippen. Een lieveheersbeestje. Meisje Bloem zegt: ‘Het lieveheers-beestje moet naar buiten.’ Meisje Bloem bedenkt een plan: ik maak het dakraam open. Meisje Bloem zegt dan tegen het lieveheersbeestje: ‘Stap maar op mijn arm.’ Dat doet het lieveheersbeestje en dan loopt Meisje Bloem met hem naar het open dakraam. ‘Springen’, zegt ze, ‘maar pas op je knietjes.’ (42. Het dakraam)  Meisje Bloem is onbaatzuchtig zorgzaam. Niemand zegt haar: ‘Dat heb je goed gedaan.’ Niemand ziet haar zorg, terwijl ze het lieveheersbeestje wél behoedt voor een wisse dood. Want op die zolder is voor hem niks om te eten. Er is geen frisse buitenlucht. Zorg onttrekt zich vaak aan de aandacht. Ik moest daar aan denken toen ik de krantenkop in de Volkskrant zag: De zorg is het werk dat al het andere werk mogelijk maakt. Dit is een door-denkertje.

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een doos met een hele grote lepel.‘Dit is de lepel van de Bibelebonse berg’, zegt ze deftig. Meisje Bloem kent het rijmpje van haar oma. Ze zegt: ‘Op de Bibelebonse berg wonen Bibelebonse mensen en die Bibelebonse mensen hebben Bibelebonse kinderen en de Bibelebonse kinderen eten Bibelebonse pap met een Bibelebonse lepel uit een Bibelebonse nap. (12. De lepel) Ik ken dat rijmpje ook. Het was de bedoeling dat je dat versje heel snel zei en zou struikelen over dat moeilijke woord “Bibelebons”. Meisje Bloem zegt: ‘Ik weet dat een nap een kom is. Maar waar kan ik de Bibelebonse berg vinden?’ Meisje Bloem pakt een trapje en kijkt naar buiten. Ze ziet alleen maar daken en geen bergen. ’Hier zijn geen bergen’, zegt ze, ‘de Bibelebonse berg is in een ver land.’ Meisje Bloem zou graag in dat land willen wonen. Waarom zou Meisje Bloem daar willen wonen? Meisje Bloem zegt: ‘De Bibelebonse berg is een berg waar álle mensen eten hebben. De mensen eten de hele dag pap en zoveel als ze willen. Lekkere pap met wel honderd scheppen suiker er in.’ Meisje Bloem zegt: ‘Het is er nooit naar, het is er altijd leuk.’  (12. De lepel) Een soort luilekkerland dus.

Read more

Door Joris Leijten.
Joleijt educatieve producten wil met haar educatieve boeken graag dingen aanleren, ideeën meegeven. Maar we willen met onze boeken niet sturen; geen leefregel opleggen. Regelmatig betrappen Clémence Leijten en ik als auteurs ons erop dat we onze boodschap toch sturend verwoorden.
Anders gezegd: dat we naar de lezer wijzen met “het vingertje” in ons achterhoofd en dan stellen we bij. Want een mening opleggen willen we niet. Het “vingertje” komt van de uitdrukking: iemand op de vingers tikken; iemand terechtwijzen wegens een fout of overtreding. Een tik op de vingers is een straf voor kleine kinderen die iets doen wat niet mag. Vroeger deelden onderwijzers zulke tikken ook wel uit. Wij willen geen opvoeders zijn en niet doen als de onderwijzer van vroeger. Wij willen alleen denkstof aanreiken.

Read more

Door Clémence Leijten
Dat is bijzonder, zo kennen wij Meisje Bloem niet. Haar animo ontbreekt. Meisje Bloem heeft nergens zin in. Je kijkt naar niks, Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik heb geen zin om te spelen.’ Meisje Bloem kijkt in de verte. Ze kijkt door het dakraam naar de straat; nog verder naar de duinen en de zee. Meisje Bloem zegt: ‘’We zouden vandaag naar de zee gaan. Meisje Bloem ziet de zee en hoort de golven en de wind. En ze zegt: ‘Ik wil naar zee, maar het kan niet.’ (31. De vlieger.) Bij een doos op zolder staat een vlieger. Meisje Bloem herinnert zich de vlieger op het strand. Zij laat die vlieger op. De wind neemt mijn vlieger mee de lucht in’, roept ze. En zo zit Meisje Bloem op zolder toch prettig te vliegeren, terwijl ze nergens zin in had. Er zit een levensles in die tekst. Meisje Bloem krijgt niet wat zij wil. Zij heeft daarom nergens zin in, maar zij pakt toch de draad weer op.

Read more

Door: Joris Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een beeldje van de schrijver Jan Amos Comenius. Comenius zei lang geleden dat je in een boek niet alleen letters moet zetten, maar ook plaatjes, omdat je dan gemakkelijker kunt lezen. Meisje Bloem wat is dat dan, lezen? Meisje Bloem denkt na over lezen. Meisje Bloem zegt: ’Lezen is dat je op papier letters ziet. Als je de letters hardop zegt dan hoor je een woord. Een heleboel woorden maken een verhaal.’ Meisje Bloem zegt: ’Je kan letters lezen, maar je kan ook plaatjes lezen. Plaatjes lezen is veel gemakkelijker omdat je meteen ziet wat er staat.’ (47. Het Standbeeld) In een ander verhaaltje waarin ze oude boeken vindt: Ze denkt aan een oude bibliotheek waar ze is geweest daar rook het naar stof [..] Meisje Bloem vindt boeken leuk. Maar deze boeken vindt zij niet leuk. ‘Er staan geen plaatjes in’, zegt ze. ‘Helemaaaaaaaal geen plaatjes!’ Meisje Bloem zegt: ‘Dit zijn saaie boeken. Dit zijn boeken voor grote mensen.’ (22. De oud boeken) Precies, omdat boeken zonder plaatjes saai zijn en letters lezen moeilijk is, kiezen jongeren van nu eerder voor het bekijken van korte filmbeelden op het scherm van hun mobiele telefoon dan dat ze een uitgebreid boek lezen. Meisje Bloem ook vindt dat plaatjes makkelijker lezen. 

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is een meisje. Een meisje dat zelfverzekerd haar eigen weg gaat. Op haar eigen wijze. Maar Bloem, wat is dat dan, eigen weg? Meisje Bloem denkt na over eigen weg. Meisje Bloem zegt: ’Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ Meisje Bloem zegt: ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’ (1. Meisje Bloem.) Meisje Bloem eist de volwaardige plek op die toekomt aan ieder mens. Een volwaardige plek uit zich in respect voor haar gegeven door ieder ander. Meisje Bloem is een meisje; Meisje Bloem is een vrouw. Dat Meisje Bloem kan rekenen op respect is geen gemeengoed omdat er mannen zijn die vrouwen toe-eigenen al waren ze een ding. Respectloos. En onze samenleving kijkt weg, blijkt uit wat ik hoor in het landelijk nieuws. Vrouwen die het slachtoffer werden van seksueel geweld  kregen geen erkenning. De neiging om misbruik te verzwijgen, waarbij tegen vrouwen wordt gezegd er geen aandacht aan te schenken en dat hun ervaring iets is om je voor te schamen, functioneert in alle organisaties. Duidelijker gezegd: overal is seksueel misbruik en overal wordt seksueel misbruik onder het vloerkleed geveegd.

Ik lees een boek dat wél aandacht vraagt voor deze problematiek De kracht van vrouwen geschreven door Dr. Denis Mukwege (1). In het door oorlog verscheurde Congo behandelt deze onverschrokken voorvechter van vrouwenrechten slachtoffers van verkrachting. Corruptie, wreedheden en onverschilligheid houden de conflicten daar al decennialang in stand en verkrachting wordt ingezet als oorlogstactiek, net als nu ook in Oekraïne.   

Read more

Door Joris Leijten
Meisje Bloem speelt altijd alleen op haar zolder. Ze heeft wel haar pop “Vlinder” waar ze mee praat. We mogen middels het boek met haar belevenissen meekijken en meebeleven. Daar is ze zich bewust van.

Dan begint het te regenen. Te regenen! ‘Ik heb een paraplu’, zegt Meisje Bloem, ‘ons kan niks gebeuren. Wij gaan schuilen.’ Meisje Bloem en de pop zitten onder de paraplu. De pop is bang. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Er komt altijd weer zon.’ Meisje Bloem en de pop blijven geduldig schuilen tot de zon gaat schijnen. Maar Bloem, wat is dat dan, schuilen? Meisje Bloem denkt na over schuilen. Meisje Bloem zegt: ‘Schuilen is dat je je verbergt voor iets dat je bang maakt. Er kan dan niets meer gebeuren.’ Meisje Bloem zegt: ‘Maar als mijn vader bij mij is, hoef ik niet bang te zijn.’ (24 de paraplu). We laten als auteurs in het midden wie haar de vraag stelt die ze beantwoordt naar aanleiding van het voorwerp dat ze vindt. Is het haar eigen geweten, gedachten, of een alwetende verteller of toch een bezoeker die meekijkt?  De “Maar Bloem, wat is dat dan” vraag  is een  uitnodiging om de stof  te overdenken en er op te reflecteren.

Read more

90/160