Bloemetje 42. Vertellen met poppen
Door: Joris Leijten
Meisje Bloem heeft net als veel kinderen een pop. Alle kinderen gebruiken poppen, grote of kleine (Lego)poppetjes. Om van zich af te praten. Om tegen iemand te kunnen praten. Om met hen hun gedachten te verwerken. Meisje Bloem vindt een pop in een doos op de zolder. “Meisje Bloem pakt de pop. Ze vindt hem lief. ‘Jou kan ik net goed gebruiken’, zegt ze, ‘jij wordt mijn vriend.’ De pop kijkt blij. Daaruit begrijpt Meisje Bloem, dat de pop haar vriend is.
Haar pop blijkt een gelijkwaardige vriend die precies zo doet als zij en een echte vriend is. Zij zegt: ”Een vriend is iemand die lijkt op mij. Hij is net zo aardig. Als ik lach, lacht hij ook. Als ik een snoepje pak zonder te vragen, pakt mijn vriend ook een snoepje Als ik zeg dat dat niet aardig is, dan vindt mijn vriend dat ook.” (5. Een pop). Zij vertelt in het boek wat haar pop vertelt en vindt. De pop zegt wat zij wil vertellen; wat zij vindt. Immers haar vriend lijkt op haar. De pop denkt mee in de gedachten van Meisje Bloem. Die pop als evenknie van Meisje Bloem kom je op verschillende plaatsen in het prentenboek tegen en altijd reflecteert ze met hem. Het is soms veiliger om via de pop te vertellen dan rechtstreeks, ervaart ze.
‘Vrolijk leren’ leesboekjes over (ruil)handel
Joleijt educatieve producten is een nieuwe serie ‘Vrolijk leren’ (www.joleijt.nl) gestart. Geschreven en getekend door Clémence Leijten en Joris Leijten. Het zijn in één keer twee nieuwe leesboekjes met tekeningen die kinderen in groep 4 (AVI- M4) zelfstandig kunnen lezen. De komende jaren zullen er meerdere boekjes volgen over verschillende thema’s.
Bloemetje 41. Minder is meer
Door: Joris Leijten
Het proces van het maken van een kinderboek zoals ons prentenboek Meisje Bloem is naast een goed idee hebben, het verhaal bedenken en het schaven, proeven en polijsten van de teksten. Het idee is er als eerste. Ons uitgangspunt. In dit geval een meisje, Bloem, dat op ontdekkingstocht gaat op haar zolder. Daar gaat ze in dozen op zoek naar een verhaal waar ze van leert. Voor kinderen is het van belang dat het verhaal herkenbaar is en dat er herhaling in zit. Het vertelpatroon herhaalt zich daarom in elk van de 52 verhaaltjes. Maar toch zijn alle verhaaltjes verschillend. In elk verhaaltje vindt Meisje Bloem iets anders en wilden wij er onderhuids steeds een andere levensles in verwerken. Hiermee geven we de kinderen iets mee zonder dat we met het vingertje wijzen of te oordelen of iets goed of fout zou zijn. Als het idee sterk is volgen vanzelf andere associaties in het verhaal. Haar naam Bloem bijvoorbeeld leidt tot groeien, ontplooien, zaaien, oogsten en komt in veel verhaaltjes voor.
Bloemetje 40. Een “grap”
Door Clémence Leijten In een doos zit een rood balletje…
Bloemetje 39. Zelfvertrouwen
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een doos met blokken en ze bouwt daarvan een stad. Een stemmetje in haar zegt: ‘Bouw een muur om de stad heen, Bloem!’ Een aantrekkelijk idee? Achter een muur ben je immers veilig. Meisje Bloem zet een “stip op de horizon” (daar wil ze naar toe). Ze zegt: ‘Nee, ik wil geen muur om de stad.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik wil de stad uit kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.’ Ze zegt: ‘En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik vind het leuk als Erik, mijn neefje, komt logeren.’ Het verhaal gaat verder met een vraag. Maar Bloem, wat is dat dan een muur om de stad? In alle verhaaltjes van Meisje Bloem is er iets of iemand die haar bevraagt. Haar evenknie, haar andere ik, haar geweten? Het stemmetje vormt een reflectie op wat ze denkt. In elk verhaaltje beantwoordt zij de steeds terugkeren vraag: maar Bloem, wat is dat dan…? En dan volgt haar uitleg. Vragen zetten je aan het denken en mooi vind ik dat Bloem die vragen voelt opborrelen in zichzelf; ze heeft daar niet een belerende ouder of schoolmeester voor nodig. Kinderen kunnen dat, als zij van ons volwassenen de ruimte krijgen om na te denken, zij kunnen autonoom keuzes maken en zij kunnen op zichzelf vertrouwen.
Bloemetje 38. Nieuw(jaar)
Door: Joris Leijten.
Het is begin januari. Een nieuw jaar is aangebroken. Het is een afspraak dat op 1 januari het nieuwe jaar begint en we een bladzijde van de kalender van het vorige jaar omslaan. We wensen iedereen een gelukkig nieuw jaar en starten min of meer met een schone lei en maken nieuwe plannen. Meisje Bloem speelt graag nieuwe verhalen. In het boek zoekt ze nieuwe verhalen in een voor haar nieuwe doos op haar zolder. Ze is elke keer verrast wat er in zit de doos zit. Ze stelt zichzelf vragen om te achterhalen wat het is en vraagt zich af wat ze ermee kan spelen.
Bloemetje 37. Gezellige decembermaand
Door: Joris Leijten
De decembermaand is er weer met zijn de donkere dagen voor kerst. Het wordt kouder. We trekken ons warm knus terug in onze huizen en we maken het gezellig binnen. Voor Meisje Bloem staat de decembermaand ook voor gezelligheid. Als ze op zomaar een moment in het jaar de kerstboomlichtjes vindt op haar zolder, associeert ze die met ‘gezellig’. Ze maakt van een donkere warme deken een kleine hut op haar zolder en maakt het sfeervol met de aangestoken kerstboomlichtjes. Ze gaat er met haar pop gezellig in zitten. Ze vraagt zich af ‘Wat is dat dan, gezellig? Meisje Bloem denkt na over gezellig. Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig kun je zelf maken.’ (44 De kerstboomlichtjes). Dat is waar. Maar waarom wordt specifiek gedacht aan gezelligheid bij de koude decembermaand waarbij je het binnen thuis warm maakt rond de kerstboom met de lichtjes bij de open haard met lekker eten? Want gezelligheid kan ook op andere momenten worden ingezet. Bijvoorbeeld in de zomer bij een picknick op het strand of in de tuin. Waarom dan toch? Omdat gezelligheid extra warmte geeft en de kou buiten houdt.
Bloemetje 36: Aangeboren of aangeleerd?
Door Clémence Leijten.
We hebben het over Meisje Bloem, uit het gelijknamige prentenboek. Het is een meisje dat haar eigen weg gaat. Zelf zegt ze over die eigen weg: Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ Meisje Bloem zegt ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’ (1. Meisje Bloem) Hoe weet Meisje Bloem wat ze wil doen. Is haar dat aangeboren of is haar dat aangeleerd? Aangeboren of aangeleerd? De discussie van wat aangeboren is en wat kan worden toegeschreven aan opvoeding herken ik als het ‘nature – nurture debat. De ene partij denkt dat alle mensen álle menselijke eigenschappen al in zich hebben als ze worden geboren; dat dat een gegeven is (nature).
Bloemetje 35: Pot met Wijsheid
Door Clémence Leijten
In een doos zit een rood balletje aan een touwtje. Meisje Bloem ziet dat het een fopneus is, een neus met een grapje en dat doet haar herinneren aan haar oom. Meisje Bloem zegt: ‘Gister kwam oom Ben. Oom Ben maakt altijd grapjes.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben zegt altijd: “Ik haal je neus eraf” en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dan dat ik dat geloof maar ik zie dat het zijn duim is.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach (17. De fopneus). Oom Ben weet zelf niet dat hij niet grappig is. Meisje Bloem vertelt hem dat. Meisje Bloem zegt tegen oom Ben: ‘U bent niet grappig.’ Oom Ben zegt: ‘En jij bent eigenwijs.’ En dat zegt hij niet vriendelijk (17. De fopneus). Meisje Bloem dient dus haar mond te houden tegen haar grote oom Ben. Omdat ze nog klein is. Omdat klein in de ogen van oom Ben niet telt. Volwassenen als oom Ben willen hun vermeende wijsheid overbrengen op kinderen omdat die niet wijs zouden zijn. Hebben volwassenen een monopolie op de wijsheid?
Bloemetje 34. Veilig thuis.
Door: Joris Leijten
Iedereen wil graag een veilig huis thuis. Een veilige plek waar je kan doen wat je wilt. Kinderen hebben ook zo’n veilige plek nodig, een plek waar ze zich binnen de huiselijke omgeving kunnen terugtrekken. Meestal is dat de eigen slaapkamer of een boomhut in de tuin. Voor Meisje Bloem is dat de zolder van haar huis. Het is de plek waar ze graag speelt, iets ervaart en zichzelf is. “Meisje Bloem wijst om haar heen. Er staan allemaal dozen met spulletjes. ‘Die spulletjes liggen te wachten’, zegt ze, ‘over die spulletjes denk ik na.’ Meisje Bloem zegt: ‘Het is leuk op zolder, maar soms wel een beetje eng.’ Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak. Niemand ziet me daar.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil ’(2. De dozen). Als we het prentenboek Meisje Bloem lezen, zijn we intiem te gast in haar domein. Het is haar plek die haar ouders accepteren en respecteren. Het is een plek waar ze kan weg dromen in haar eigen wereld en haar eigen waarheid.