Bloemetje 140. Máár vier poten en een slurf.
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem kijkt op zolder in de spiegel die er staat. Wat zie je Bloem? ‘Ik zie een mooi meisje‘, zegt ze. Meisje Bloem kijkt haar zichzelf van achteren en van voren. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen Meisje Bloem in de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester van de school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben ook lief als ik doe, wat ik zelf graag wil.’ (18. De spiegel) Meisje Bloem ontdekt dat ze kan kijken naar zichzelf. Meisje Bloem kijkt in de spiegel en ziet een leuk meisje. Maar Meisje Bloem: zoals de mens geschapen is, mag hij niet bestaan. Schaamhaar is uit den boze. Er worden correcties toegepast op het lichaam: schaamlippen worden “gefatsoeneerd” , borsten worden vergroot, lippen met botox verdikt. Daartoe besluiten vrouwen, maar in hoeverre is dit ingegeven door een eigen verlangen of gedicteerd door de heersende opvatting in de maatschappij, die nog altijd wordt bepaald door mannen?
Bloemetje 139. Kinderlogica.
Door Joris Leijten
Veel onderwerpen zijn voor kinderen nog veel te moeilijk. Ouders en leerkrachten moeten veel begrippen en onderwerpen op een makkelijkere manier uitleggen. Of zelfs anders uitleggen. Dat zijn “kindergeheimen”. Die later op oudere leeftijd wel gecorrigeerd worden.
Een van die leuke “kindergeheimen” van ouders is het verhaal van Sinterklaas en zijn pieten in deze periode van het jaar. Vorige week is de goedheiligman met zijn hulpjes weer aangekomen met de stoomboot.
Meisje Bloem is erg slim ze weet al veel en vertelt in verschillende verhalen over haar kennis over historische fossielen, stadsmuren, maar ook over zware onderwerpen als groeien, borstvoeding en de dood, denkt ze na. Waar Meisje Bloem die kennis vandaan heeft weten we niet. Vanuit school of van haar ouders? Er zijn voorbeelden van haar leuke kinderlogica te zien in haar verhalen.
Bloemetje 138. Groter denken, als je ouder wordt?
Door Clémence Leijten.
Op de zolder van Meisje Bloem staat een schilderij met een vrouw erop en een baby.
‘Dat is een moeder’, zegt Meisje Bloem, ‘dat kun je zien aan de borsten.’ ‘De baby heeft honger’, zegt Meisje Bloem. ‘Ín de borst zit melk.’ Ze zegt: ‘Die baby wil groeien.’ Meisje Bloem zou ook willen groeien. [..] ‘Ik ben bijna een groot mens.’ Ze zegt: ‘Grote mensen mogen laat naar bed. Grote mensen mogen zelf een snoepje pakken, Grote mensen mogen zelf weten wat ze doen.’
De baby op het schilderij wil groeien. Wat betekent groeien voor Meisje Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘Groeien is als je benen groter worden en je handen. Als je benen groter worden dan kun je overal beter bij. Als je handen groter worden dan kun je verder pakken.’ Meisje Bloem zegt: ‘En je hoofd wordt groter, dan kun je groter denken.’ (25. Het schilderij) Is dat waar Meisje Bloem? Is het waar dat als je steeds groter wordt, lees: steeds ouder wordt, je steeds groter kunt denken?
Meisje Bloem wil ouder worden, maar veel mensen van mijn oude generatie willen nóg ouder worden. Steeds ouder misschien wel onsterfelijk. Dat laatste vind ik, een probleem.
Bloemetje 137. “Vroeger was het beter”
Door: Joris Leijten.
Meisje Bloem vindt vroeger leuk. Ze weet veel over de oude voorwerpen die ze vindt op haar zolder. De fossielen, een oude pispot etc. Ze fantaseert daar graag over tot een verhaal. Wat ze niet snel zou zeggen is: “Vroeger was het beter”. Enerzijds omdat ze nog jong is; ze heeft nog weinig meegemaakt, ze weet niet echt hoe het vroeger was. Maar ook staat ze midden in de samenleving. Ze gaat naar school, heeft vriendinnen en mogelijk heeft ze ook toegang tot internet, en mobieltje. Ze gaat met haar tijd mee. Mogelijk zeggen haar moeder of haar oma wel dat het ‘Vroeger was het beter’. Omdat ze veel ouder zijn en mogelijk niet kunnen meekomen met de snelle vernieuwingen. Meisje Bloem kan wel meekomen ze leert snel en groeit mee.
Bloemetje 136 . Een scheet is géén wind
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Anders dan gewoon opent ze geen doos. Ze is bezig met zichzelf. Meisje Bloem houdt haar adem is en knijpt haar billen dicht. Het ruikt hier niet prettig, Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik heb een windje gelaten.’ Ze laat nog een windje. Meisje Bloem zegt; ‘Ik heb uiensoep gegeten. De uien willen niet in mijn buik blijven, ze willen weer naar buiten.’ Meisje Bloem is nog op zolder, maar dan gaat ze snel naar beneden.’ Ik moet naar de WC, poepen’, roept ze tegen de dozen, ‘ik kom straks weer terug.’ Ik ben benieuwd hoe Meisje Bloem een windje omschrijft. Ze zegt: ‘Een windje is een vergissing van je billen. Als ik een windje laat, moet ik zeggen: “Pardon voor het windje.” ‘ Meisje Bloem zegt: ‘Raar eigenlijk, want oma zegt dat je dikke buik dun wordt van een windje en dat je dan weer iets kunt eten. ’(39. de Uien) ‘Zo ben ik ook opgevoed, Meisje Bloem. Als ik een windje liet deden mijn ouders geschrokken hun hand voor hun mond en ik moest excuus vragen. Maar jouw oma zegt dat een windje juist goed is en dat een windje opruimt en dat je dikke buik juist dun wordt van een windje. Wat je oma zegt, is ook waar.’
Bloemetje 135. Leren door ervaren.
Door Joris Leijten
De afgelopen maand herdachten we 80 jaar operatie “Market Garden” in Oost-Nederland. Het begin van het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1944.
De Geallieerden: Amerikanen, Canadezen, Engelsen en Polen bevrijdden langzaam Nederland. De afgelopen weken waren enkele oudere WOII- veteraren, 90-plussers, nog bij de herdenking en waren ook veel zg. re-anacters actief. Mensen die de geschiedenis zo authentiek mogelijk naspelen.
In Schijndel, Nijmegen, Groesbeek, Ginkelse heide en Arnhem waren er deze maand week kampementen van “geallieerden soldaten” met tenten, vrachtauto’s, tanks enzovoorts. Overal zag je ook veel kinderen, ook in schoolverband, om te leren van deze “militairen”. Er werd gekookt, gezongen en gestreden.
Bloemetje 134. Uitleggen wat vrede is.
Door Clémence Leijten
Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe. Meisje bloem wijst om haar heen. Er staan allemaal dozen met spulletjes. ‘Die spullen liggen te wachten’, zegt ze. ‘Over die spulletjes denk ik na. Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ (2. De dozen.) Als je een boek schrijft als Meisje Bloem dan kijk je door haar ogen naar de wereld om haar heen. Spulletjes op haar zolder horen tot haar wereld en de mensen om haar heen.
Bloemetje 133. Het gaatje in de mogelijkheden.
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een boek met foto’s van mensen. De hoofden op de foto’s zijn bruin en ook de kleren. Gek, die bruine hoofden, Bloem! Meisje Bloem zegt: ‘Die hoofden zijn bruin omdat het oude foto’s zijn. Foto’s van vroeger zijn bruin. Meisje Bloem zegt: ‘De mensen kijken streng.’ ‘ Ik denk niet dat ze aardig zijn’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Maar je hoeft niet bang te zijn voor die mensen, die mensen zijn al heel lang dood. Als je dood bent ben je er niet meer.’ Meisje Bloem herkent zich niet in de mensen op de foto die dood zijn, want ze zegt: ‘Ik wil niet dood.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik moet eerst nog brandweerman worden. En groot. En ik wil ook nog vader worden.’ (34. Het fotoboek) Het is het ongeëvenaard perspectief van een jong kind, dat bovendien geen boodschap heeft aan de traditionele rolverdeling.
Bloemetje 132. Lief en lepel.
Door: Joris Leijten.
Meisje Bloem vindt op haar zolder allemaal voor haar bekende gewone voorwerpen: brieven, vlieger, verrekijker, hoed, lepel enzovoorts. Voorwerpen waar ze wat van weet en die ze kan gebruiken voor haar kinderspel. Ze kan nog iets met de voorwerpen; iets anders dan waar de voorwerpen oorspronkelijk voor bedoeld zijn: iets bedenken in haar fantasie. Een uitzondering is een steen met tekening. Deze steen interesseert haar en dat correcte wetenschappelijke verhaal wil ze graag delen. ‘Dat is niet getekend door een mens’, zegt Meisje Bloem, ‘dat is een afdruk van een dier, of een tak van heel lang geleden.’
Bloemetje 131. Een schoolbord zonder krijtjes.
Door Clémence Leijten.Meisje Bloem reageert op meneer en mevrouw Jansen. Zij is op zolder. Meneer en mevrouw Jansen zijn beneden. Mama heeft geroepen dat ze moet komen om meneer en mevrouw Jansen een handje te geven. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en moeder.’ Ze zegt:’ Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten.’ (37. De stoel.) Meneer en mevrouw Jansen horen tot de mensen die kinderen negeren. Meisje Bloem ziet haarscherp wat dat voor mensen zijn. Meisje Bloem zegt: ‘Een mens is iemand. Je hebt grote mensen en kinderen.’ Meisje Bloem zegt: ’Ik denk dat meneer en mevrouw Jansen alleen van grote mensen houden.
’ Ik gruw van die “grote” mensen.