Category Archives: Bloemetjes

Door Clémence Leijten.

Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe. De zolder is een inspiratiebron voor Meisje Bloem. De lezer zit op de zolder bij haar, als hij het prentenboek leest en bekijkt. De spullen op die zolder vertegenwoordigen de wereld van gister waarop wij mensen van nu voortbouwen. Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op de zolder vertellen hun verhaal aan mij’ (2. De dozen). De interesse van Meisje Bloem wordt gevoed door de spullen die haar ouders en voorouders hebben bewaard, waarvan zij leert. Meisje Bloem ontdekt die wereld. En dat vindt ze leuk. Heel leuk! Vanuit mijn eigen jeugd weet ik dat de beste omgevingen voor ons kinderen om onze nieuwsgierigheid te voeden de plekken waren waar het rommelig was en nog niet gestructureerd. De onopgeruimde zolder; het donkere rommelschuurtje, de plek achter in de tuin waar de natuur nog wild groeide en de dingen die nog niet bedoeld waren om mee te spelen. Oude dingen vooral die een eigen geur hadden, zoals een oud fluwelen gordijn waar je een theater mee kon maken; met afgedankte kleding werden we koning; een zinken teil werd een boot. Eigenlijk zijn scholen met materialen die specifiek voor het leren zijn gemaakt in strijd met mijn ervaring.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem heeft op de zolder een accordeon gevonden. Meisje Bloem zegt : ‘Ik wil een mooi lied zingen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een mooi lied is waarvan je moet huilen, omdat het zo erg is.’ Meisje Bloem bedenkt zelf een lied. ‘Er was eens een hondje’, zingt ze, ‘hij had het koud. Hij had geen baasje en was oud.’ Meisje Bloem zingt verder: ‘Toen kwam een meisje die aaide het hondje en deed een worstje in zijn mondje. Ze zei: “Kom maar bij mij”, toen werd het hondje weer blij.’ Meisje Bloem huilt. (21. Het muziekding). Meisje Bloem ontdekt dat je kunt huilen omdat iets zo akelig is. Of zo mooi. Maar Bloem, wat is dat dan, huilen? Meisje Bloem denkt na over huilen. Meisje Bloem zegt: ‘Huilen is dat je schreeuwt uit je mond, en er snot komt uit je neus, en water uit je ogen. Omdat iets zo akelig is. Of zo mooi is. Want dat kan ook.’ Meisje Bloem zegt: ‘Je kunt blij huilen (21. Het muziekding).’ Blij huilen? Ja, als je ontroerd ben door iets leuks, dat is goed. Maar ook boos of verdrietig of bang huilen is goed weet ik. Sterker nog: als je huilt als je boos bent of verdrietig of bang is dat geneeskrachtig.

Read more

Door Clemence Leijten.

Meisje Bloem vindt op de zolder een schoolbord. Meisje Bloem pakt een krijtje. Op het bord tekent ze een huis met een schoorsteen en ze zegt: Hier woon ik. Dit is mijn huis. En dan volgt de les die ze geeft: ‘Als je geen huis hebt, moet je een huis bouwen. Want als je geen huis hebt, heb je geen kamer om te slapen en geen keuken om te koken.’ Ze zegt: ‘En je hebt ook geen zolder om te spelen.’(50 Het schoolbord). Het is waar wat ze zegt omdat je moet kunnen slapen en eten en spelen. Wie niet kan slapen, wie niet kan eten, wie niet kan spelen is in gevaar. Een huis waarin dat wel kan, is van levensbelang, maar meteen voel ik dat het huis waarin dat kan staat voor geborgenheid; die geborgenheid lijkt nu zoek met het Corona virus.

Toen ik vanochtend met de auto wegreed in onze laan, zag ik van ver dat er een krijttekening was gemaakt op de weg waar ik overheen moest. Een mooie tekening zag ik met kleuren.   Pas toen ik er overheen reed,  las ik dat er stond:                                                   zorg     

goed

voor elkaar.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt tussen de dozen een verdroogde muis. ‘Hij is dood’, zegt Meisje Bloem, ‘hij is helemaal stijf’’. Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. De muis is koud. ‘Heb je het koud’? vraag Meisje Bloem aan de muis. ‘Ik weet wat!’ zegt ze. Van haar pop neemt ze de jurk en die trekt ze over zijn hoofd. ‘Vind je de jurk leuk?’ vraagt ze aan de muis. Meisje Bloem knikt ‘ja’ met zijn dooie hoofdje.’ Hij vindt de jurk leuk’, zegt ze (6. De dooie muis). Kinderen, weet ik uit ervaring, zijn heel erg geïnteresseerd in hoe dood eruit ziet, hoe het aanvoelt om dood te zijn. Dood is voor hen op zich niet zo erg: een vogel die vliegt in de lucht kun je nooit eens op je gemak bekijken, maar als hij dood is ligt hij stil en kan het wél. Ze komen op het idee om het dier mooi te begraven om het later nog eens op te graven om te zien hoe het er dan uit ziet. Uit sprookjes weten ze dat ook mensen doodgaan. Alhoewel kinderen de neiging hebben de dood te beschouwen als iets wat straks weer over zal zijn omdat je immers in een spel dood kunt zijn en dan weer levend, zijn ze wel bang om het verlaten dat dood met zich meebrengt. Zij zijn bang dat ook andere mensen die zij liefhebben dood zullen gaan of misschien wel zij zelf.

Read more

Door Joris Leijten.
Deze weken is het in Nederland, Boekenweek. Het thema is ‘Rebellen en Dwarsdenkers’.   De initiatiefnemers denken aan rebellerende dwarsdenkende schrijvers of aan rebellerende dwarsdenkende personages in de boeken die zij schreven. De Boekenweek is bedoeld voor volwassenen. Het prentenboek Meisje Bloem voor kinderen past voor mij in de volwassen Boekenweek omdat volwassenen het boek ook leuk vinden. Bovendien is Meisje Bloem een dwarsdenker omdat ze haar eigen weg gaat. Die weg kan verschillen van de weg die anderen gaan. Dat is confronterend voor wie vindt dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen, zoals Oom Ben in het verhaaltje van de fopneus, (17. De fopneus) die haar niet-vriendelijk “eigenwijs” noemt en de buurman, en tante Bet en de meester van school (18. De spiegel) die haar opvoeden naar hun norm. Meisje Bloem zegt dat zij ook lief is, als ze doet, wat ze zelf graag wil.
Meisje Bloem kiest haar eigen weg. Ze is een originele denker. Dat komen we te weten door wat ze zegt over woorden die haar opvallen. ‘’ ‘Eigen weg’, zegt ze, ‘is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten’.”

Read more

Door: Joris Leijten

Het proces van prentenboeken maken, leerde mij, dat het verhaal eigenlijk heel natuurlijk groeit. Het begint met een klein idee, dat door enthousiasme, passie en gedrevenheid uitgroeit tot een concept. Dat is in onze prentenboeken steeds een personage dat van alles meemaakt. Het begin is echter een grote puzzel, waarvan ik niet weet waar hij eindigt. Samen met Clémence Leijten heb ik vele malen overlegd over de vraag: wat kan Meisje Bloem op de zolder vinden? Welke diepere boodschap kunnen we meegeven in het gevonden voorwerp waarmee ze verder groeit? Welke vraag kan zij zichzelf stellen en welk antwoord kan ze hierop geven? Er zijn talloze versies van de teksten gemaakt, waarbij elk woord werd “geproefd” en “geslepen”, maar allengs kwam er structuur in en werden we tevreden. Vervolgens kwamen er drie tekeningen bij die het verhaaltje ook in beeld moesten overbrengen. Wat teken je wel en wat teken je niet? Je kunt alles tekenen, maar de gulden regel is dat je alleen tekent dat wat in het verhaaltje voorkomt. Al het andere leidt af van de boodschap.

Read more

Door Clémence Leijten    

Op de zolder staat een schilderij, waarop een moeder haar kind voedt. ‘De baby heeft honger’, zegt Meisje Bloem. ‘In de borst zit melk.’ Ze zegt: ‘Die baby wil groeien.’ Meisje Bloem wil ook  groot zijn. Meisje Bloem zou ook willen groeien. Meisje Bloem gaat staan op haar tenen. Ze wil de balk pakken boven haar hoofd, maar ze kan er nog niet bij (25. Het schilderij). Het is net of haar doel: zo groot zijn dat ze de balk kan pakken, te hoog hangt, zoals koek te hoog hangt bij het koekhappen.  Meisje Bloem zet een streepje op het hout naast haar. ‘Ik ben nu groter dan het streepje van vorig jaar’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben nu bijna een groot mens.’ Meisje Bloem weet waarom zij een groot mens wil zijn: ‘Grote mensen mogen laat naar bed. Grote mensen mogen zelf een snoepje pakken. Grote mensen mogen zelf weten wat ze doen.’ Iemand zei enthousiast: “Over drie maanden wordt jouw kleindochter al drie jaar.’’ Ik keek bedroefd en zei: “Zij is nog steeds twéé jaar!” Wat is dat toch met mensen die niets liever lijken te willen dan dat kinderen groot zijn. Het verlangen van Meisje Bloem om groot te willen zijn, doet mij pijn.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt een houten doos met een deksel van glas. Kun je zien wat erin zit, Bloem? ‘Er zitten dooie vlinders in. Ze zitten vast met spelden.’ Meisje Bloem kijkt naar de vlinders. Elke vlinder heeft een andere kleur. De ene is groot, de andere is klein. Ze zegt: ‘Iemand heeft die gevangen en in een doos gedaan, omdat hij ze zo mooi vond (45. De vlinderdoos).’ Dooie vlinders terwijl de essentie van een vlinder is, dat hij kan vliegen. De vlinders waarmee het vernieuwde Naturalis in Leiden een van zijn muren heeft gedecoreerd zijn speciaal voor de opstelling gekweekt- en gedood, door ze  in te laten slapen met azijn ether. Een noodzakelijk kwaad legt collectie-beheerder uit. “We willen heel graag de schoonheid laten zien van de natuur en de insectenwereld. En dan kom je al gauw uit bij de vlinders.”¹ Ik denk aan de “vlinders” in mijn buik. Dat is de emotionele beweging als ik verliefd ben. De vlinders aan de wand, de vlinders in de doos bewegen niet meer, hun essentie is hen ontnomen.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een boeket bruine bloemen van lang geleden. Meisje Bloem kijkt naar de bos bloemen. Ze zegt: “Het is van een trouwfeest van lang geleden dat kun je zien, want anders hadden de bloemen nog kleur gehad.’ Meisje Bloem haalt de bloemen uit het papier. De blaadjes van de bloemen vallen allemaal naar beneden. ‘Zonde’, zegt ze, ‘de blaadjes zijn er afgevallen.’ In haar hand heeft ze nog alleen de takken. Meisje Bloem zegt: ‘Jammer nu is het verhaal verloren (23. De bos bloemen). De bloemen op de zolder zijn oud geworden en vallen uit elkaar als Meisje Bloem ze aanraakt. Alles wat oud wordt gaat een keertje weg van de wereld. Soms pas na honderd jaar zoals sommige mensen. Soms na tien jaar zoals een droogboeket. Soms al na een dag zoals het vliegje dat maar één dag leeft. Maar alles verandert ook, omdat wij mensen niet zorgvuldig omgaan met alles wat leeft en we de aarde veranderen in een onbewoonbare plek.

Read more

Door Joris Leijten

Een lezer schreef mij dat ze getroffen was door de titel van dit prentenboek, die ook de naam, of beter: de bijnaam van de hoofdfiguur is. Hoe was die bijnaam ontstaan? De auteurs van het boek zeggen daar over, dat ze een meisje wilden beschrijven maar aarzelden over de naam die ze wilden geven. Ze dachten aan Anne, of Alice, of Aagje. Plotseling dachten ze aan de naam ‘Bloem’ of voluit ‘Meisje Bloem’. Zo ontstond het verhaal.  “Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. “Bloemen houden van mensen” is de leus die de bloemenbranche jaren geleden voerde: Meisje Bloem houdt van mensen.  De vergelijking van haar zelf met bloemen wordt door Meisje Bloem zelf ook gezien. Ze noemt de vergelijking bewust of onbewust in haar verhalen. In het verhaal van de vlinderdoos zegt ze tegen haar pop: ‘Ik ben Bloem en jij bent Vlinder.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een vlinder vliegt altijd naar een bloem toe. Dus jij vliegt altijd naar mij. De pop lacht, hij vindt Vlinder een mooie naam (45. De vlinderdoos). In dat wat ze zegt, legt Meisje Bloem een relatie met een ander door middel van haar bijnaam en de naam die ze geeft aan de pop.

Read more

150/160