Even voorstellen

 

Het prentenboek

Meisje Bloem is een prentenboek voor kinderen en grote mensen over een meisje dat Bloem heet. Op zolder waar ze ongestoord zichzelf kan zijn, vindt zij dozen met spulletjes. Ze maakt in dit prentenboek verhalen bij die spullen. Die zijn soms ontroerend, soms verrassend, maar altijd geven ze een beeld van een meisje met een eigen kijk op de wereld. Die spullen vertellen haar over lang geleden, maar ze ontdekt door hen ook wie zij is. Het spoort haar aan verder na te denken en nieuwe verrassende dingen te doen. Meisje Bloem groeit van de spullen die ze vindt. Meisje Bloem kiest haar eigen weg. Ze is een originele denker. Dat komen we te weten door wat ze zegt over woorden die haar opvallen. ‘Eigen weg’,  zegt ze, ‘is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’

Wellicht herkennen kinderen zich in Meisje Bloem en dan wordt Meisje Bloem een voorbeeld dat het kan: jezelf zijn. Meisje Bloem heeft een huis, ouders, een babybroertje, grootouders, buren, en vriendjes maar vooral haar zolder, met achter het zolderraam, de lucht. Die wereld van haar zolder is boeiend, inspirerend, maar buiten de zolder is de wereld niet altijd leuk. Die wereld kan leuker worden, als mensen luisteren naar wat Meisje Bloem te vertellen heeft.

 

De gedachten

Meisje Bloem vindt in dozen op zolder spullen die haar ouders hebben bewaard.  Die spullen op zolder vertegenwoordigen de wereld van gister waarop wij mensen van nu, voortbouwen. De interesse van Meisje Bloem wordt gevoed door de spullen die haar ouders en voorouders hebben bewaard, waarvan zij op haar beurt weer groeit. Haar vader noemde haar Bloem omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. Meisje Bloem komt tot bloei. Ieder kind, ieder mens kan een mooie bloem worden. Om dit besef sterker te maken, ontwikkelden de makers naast het prentenboek ook een lesboek, met daarin aanknopingspunten voor gesprekken, thuis of in de klas.

In het lesboek krijgt elk verhaaltje een eigen gespreksthema, bijvoorbeeld: kijken naar jezelf; vasthouden aan wat jij goed vindt; de grappige kant zien; delen; blij huilen. De thema’s vormen eigenschappen, die een kind, een mens, nodig heeft om zijn eigen weg te kunnen gaan.

Lees verder: 52 kernbegrippen om na te praten.

 

Meisje Bloem - Bloemetje

Bloemetje  70. “Word maar een mooie bloem!”

Door: Clémence Leijten
In de krant stond jaren geleden een interview met de Zweedse historicus Gunnar Broberg (1). Hij heeft een biografie over de plantkundige Carl Linnaeus geschreven. Linnaeus was de man die rond 1750, 1600 planten en dieren een wetenschappelijke naam gaf. De voertaal in de wetenschappelijk wereld was latijn, dus waren het Latijnse namen. Linnaeus gaf ook de mens zijn wetenschappelijk naam: Homo sapiens. “Homo” is Latijn voor mens en “sapiens” is het Latijnse woord voor wijs. Een “homo sapiens” betekent daarom: wijze mens. Broberg zegt erbij: “Met de nadruk op wijsin plaats van verstandig. Met verstand word je geboren, maar wijsheid verwerf je, zo redeneerde Linnaeus.” Met de menselijke eigenschap ‘verstand’ (denken) die je weet te gebruiken, kun je wijs worden. Met andere woorden: het verstand; het denken is aangeboren; de wijsheid moet zich ontplooien. Zo wordt Meisje Bloem in het prentenboek aan de lezer voorgesteld. Ze heet Bloem, Meisje Bloem. Misschien heet ze ook wel Anne, of Alice, of Aagje, maar iedereen noemt haar Bloem. “Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij(1. Meisje Bloem). Daarmee gaf haar vader haar de ruimte om zich te ontplooien; om haar verstand zo te gebruiken dat zij een wijze mens zou worden; een homo sapiens.


Bloemetje 1. De ouders van Meisje Bloem.

Door Clémence Leijten.

Op de zolder staat een trapje met drie treetjes. Meisje Bloem gaat naar boven en weer naar beneden. ‘Het is een trap naar de hemel’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘In de hemel zitten mensen die dood zijn gegaan. Buurman is doodgegaan en het zusje van Borre van school.’ Meisje Bloem weet wat dood is’. ‘Opa is dood.’ ‘Die woont nu ook in de hemel’, zegt ze.In het prentenboek Meisje Bloem staat een kind centraal, een meisje. Het valt op dat haar ouders haar toestaan op de zolder te spelen en dat ze mag kijken in hun spullen. Ze zeggen daarmee: ‘Toe maar: we vertrouwen je met de spullen die wij hebben bewaard.’ Wat Meisje Bloem dénkt is ook veilig bij haar ouders. Meisje Bloem denkt dat ze haar overleden opa kan vinden in een huis boven de wolken. Haar moeder weet niet of zo’n huis wel bestaat, maar zij verbiedt haar dochter die gedachte niet. Meisje Bloem stapt op het eerste treetje en dan op het tweede, dan op treetje drie. ‘Ik ga koffiedrinken bij mijn opa’, zegt ze. En in haar hand heeft ze een grote doos gebakjes(8. Het trapje).Mijn idee achter de persoon Meisje Bloem is: een kind is een eigen persoonlijkheid, dat recht heeft op zijn eigen plaats, zijn eigen taak, zijn eigen verantwoordelijkheid, met zijn eigen wil en zijn eigen verlangens.[i] Als je dat weet, dat een kind een individu op zich zelf is en je kunt naar hem luisteren, dan kun je ook waarnemen, dat een kind zelf oplossingen zoekt voor zijn problemen en dat hij dat beter doet, als jij hem als volwassene duidelijk weet te maken dat jij daar alle vertrouwen in hebt. De ouders van Meisje Bloem doen dat.


Bloemetje 10. Gezellig

Door Clémence Leijten

 In een doos vindt Meisje Bloem lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga het héél gezellig maken.’ Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut. ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen(44. De kerstboomlichtjes).’  ”Gezellig”, zegt Meisje Bloem. Voor Meisje Bloem is dat kamperen in een tent. Wat gezellig is, is voor iedereen wat anders. In dit verhaaltje zitten wel  de algemene elementen die iets gezellig maken. De deken boven haar hoofd die de zolder intiemer maakt: intimiteit geeft een gevoel van veiligheid. Meisje Bloem maakt haar hut donker waardoor de kerstlampjes nog helderder schijnen, zonder duisternis bestaat er geen licht. Maar er is nog één element (en dat is de essentie van gezellig-zijn waarvan Meisje Bloem zich misschien niet bewust is), het zit ook in het verhaal. Meisje Bloem doet haar schouders omhoog en trekt haar knieën onder haar kin. Ze slaat haar armen om haar benen. Ze zegt tegen haar pop: “Wat is het gezellig hier binnen.’ De pop vindt dat ook. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Gezellig voelt als een vriend.’Dankzij de pop wordt het gezellig omdat ze sámen zijn. 


Bloemetje 100. Fantasie… een nuttig goedje?       

 

Door  Jan Bredie¹ 
Het wordt al donker op zolder. Meisje Bloem heeft een zaklamp want ze kan de zolder anders niet zien. Ik hoor kraken. Bloem, wat kan dat zijn ? Meisje Bloem  zegt: ‘ Ik hoor het ook, er is iemand.’ Meisje Bloem roept: ’Is daar iemand?’ Er komt geen antwoord. En toch...? Meisje Bloem ziet dat er iets beweegt. Nu weet ze het echt’. ‘Het is een spook’, zegt ze bang. Meisje Bloem rilt. Meisje Bloem roept: ‘Als je een spook bent, dan moet je hier weggaan; als je geen spook bent, dan mag je blijven.’  (35. De zaklamp)  

Meisje Bloem is bang. Ik verplaats mij in Meisje Bloem. Ik voel haar angst, omdat ik als kind ook bang ben geweest. Ik verplaats me in haar angst.

 

"De Angst in 't donker"

  Heel zachtjes…
Ik kon moeilijk mijn slaap vinden.
Heel zachtjes hoorde ik iets, onderaan de trap op de gang.
Met ingehouden adem, bleef ik luisteren.
Wat zou het kunnen zijn?
Zou het iets zijn, waar je doodsangsten voor moest hebben?
Of iemand, die geruisloos naar boven probeerde te komen? En die je kwaad wilde doen?
Misschien was het nu zijndag?
Kon hij het niet langer verdragen, om vandaag iets kwaads te gaan doen?
En was het wel een hij?


Bloemetje 101. Creativiteit

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder de lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen.’[..]  Meisje Bloem zegt; ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt; ‘’Gezellig kun je zelf maken.’ ( 44. De kerstboomlichtjes.) Meisje Bloem voelt in zichzelf, dat ze het gezellig kan maken; Meisje Bloem is creatief. Ik heb een kalender met wijsheden. Hij ligt naast mijn stoel. Regelmatig kijk ik.¹

Op zaterdag 10 juni j.l. lees ik, dat nogal wat ouders zich de vraag stellen: “wat moet ik doen, zodat mijn kind creatief wordt?” De kalender antwoordt dat het veel belangrijker is de volgende vraag te stellen: wat moet ik laten, zodat mijn kind creatief blijft?, inderdaad want mijn ouderlijke opmerkingen ‘kijk uit’, ‘pas op’, ‘niet doen’ staan de creativiteit van mijn kind danig in de weg. En inderdaad je hoeft niets aan te leren; ga er maar van uit dat elk kind creatief is. Creativiteit hoeft niet te worden aangeleerd; creativiteit dient zich slechts te ontplooien. Volwassenen  kunnen slechts (lees: alleen), het klimaat scheppen waarin de creativiteit van een kind zich ontplooit. Daar ben ik van overtuigd. De menselijke eigenschap creativiteit draagt elk mens in zich, die eigenschap moet alleen worden aangesproken en daar kunnen wij ouders ons kind bij helpen.


Bloemetje 102. Handen.

Door: Joris Leijten
Handen zijn druk in de weer of onbeweeglijk: ze zijn altijd een handtekening van de persoon in kwestie. Maar handen laten niet alleen het karakter zien, zij vertellen meer. Ze vertellen hoe oud iemand is. 
Ze vertellen welk werk iemand doet. Ze vertellen iets over zijn afkomst. Ik kwam op dit onderwerp  “handen” omdat ik twee weken geleden een Nijmeegse Stadsdialoog leidde met het thema “Kiezen voor je zelf” over een ander boekje van Joleijt “Het harnas”. In deze bijeenkomsten praten burgers met elkaar over een thema dat velen herkennen. Aanwezig waren iemand uit Syrië, en een aantal uit Afghanistan en Nederland.                                                                                               
Ik wilde graag een foto maken van de groep, maar wist dat dat niet mogelijk was vanwege privacy. Storay waarmee ik de dialogen leidde, kwam op het idee om een foto te maken van alleen onze handen.

Er is veel te zien op deze foto, het vertelt over de groep. Het zou voor u lezer een oefening kunnen zijn: wat vertellen deze handen over onze groep?                                        

Ik ging blij naar huis met de foto omdat de handen samen op de foto tonen datgene dat Joleijt wil bereiken: mensen die praten met elkaar, mensen van allerlei leeftijden, van allerlei beroepen, van allerlei afkomst onder het genot van een kop koffie of thee en een koekje, informeel en geïnspireerd door een boek dat wij bij Joleijt hebben gemaakt.


Bloemetje 103. Eenzaamheid.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem speelt helemaal alleen op de zolder van haar huis. Niet een keertje, maar heel vaak gezien de vele spulletjes die zij vindt. Zo’n jong meisje helemaal alleen! Heeft ze niemand om te spelen? In één van de dozen vindt Meisje Bloem een pop. Meisje Bloem pakt de pop. Ze vindt hem lief. ‘Jou kan ik net goed gebruiken’, zegt ze, ’jij wordt mijn vriend.’ De pop kijkt blij. Daaruit begrijpt Meisje Bloem, dat de pop haar vriend is. ‘Goed’, zegt ze, ‘we blijven altijd samen.’ Ze kijkt de pop aan en die knikt. Ze zegt: ‘Leuk om een vriend te hebben.’ (5. Een pop) Meisje Bloem is blij met een vriend. Was Meisje Bloem alleen? Is Meisje Bloem een eenzaam meisje.

In een rondzendbrief van mijn pensioenfonds wordt geschreven over eenzaamheid. Eenzaamheid bestaat als je jong bent vooral als je een jaar of zestien bent. Tijdens de middelbare leeftijd neemt de eenzaamheid af en bij hoogbejaarden is de eenzaamheid verreweg het hoogst. Vandaar misschien dat eenzaamheid een item vormde in de pensioenbrief. Wie is eenzaam? Voor onderzoek over eenzaamheid  wordt bijvoorbeeld een eenzaamheidsschaal gebruikt. Mensen moeten aangeven of ze het eens zijn met stellingen, zoals ‘Ik ervaar een leegte om mij heen’ of ‘Vaak voel ik me in de steek gelaten.’


Bloemetje 104. Zomervakantie.

Door: Joris Leijten
De zomervakantie 2023 is aangebroken. Alle kinderen hebben in deze periode zes weken lang vakantie; geen school. Het is de overgang van het ene schooljaar naar het nieuwe schooljaar en dan hopelijk een klas hoger.
Meisje Bloem zal ook niet naar school hoeven. Voor ouders die moeten werken is het lastig om alles te plannen met opvang etc. naast hun werk.

Voor vele kinderen hoort erbij dat ze een paar weken van die vrije periode op vakantie gaan naar het binnen- of buitenland. Camping, bungalow, strand of stad. Naar een bestemming die ze vaak niet kennen. Ze spelen daar op het strand, aan het zwembad of bezoeken een mooi kasteel of stad.


Bloemetje 106. Mode

Door: Joris Leijten
Meisje Bloem lijkt zich volgens mij niet echt modebewust.  Meisje Bloem kijkt in een spiegel. Wat zie je Bloem? ‘Ik zie een mooi meisje’, zegt ze. Meisje Bloem kijkt naar zichzelf van achteren en van voren. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Dat “leuk” betreft haar uiterlijk en haar aard, niet haar jurk.
Meisje Bloem praat tegen Meisje Bloem in de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief.’Dat haar mening niet door iedereen gedeeld word, daarvan is zij zich bewust.
 Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester van school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben ook lief als ik doe, wat ik zelf graag wil’
(18. De spiegel) Ze heeft haar eigen mening en eigen stijl. Dat is niet perse het actuele modebeeld van hype merkkleding en gadgets. Ik denk niet dat dat haar interesseert


Bloemetje 107. De lef van een kind.

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem speelt graag op zolder. ‘Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ ( 2. De dozen) Wat voor functie heeft een zolder eigenlijk? Meisje Bloem denk na over een zolder. ‘Een zolder is een plek waar mensen spullen bewaren. Spullen die oud zijn maar nog niet weggegooid mogen worden, omdat die spullen een verhaal hebben. ‘Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op zolder vertellen hun verhaal aan mij.’ Op de zolder staat volgens Meisje Bloem dus alles dat je wilt bewaren, maar eerlijk is eerlijk; mijn zolder is juist een domein van wat ik kwijt wil en niet meer kan gebruiken.

Het is het eind van de vakantie. De ouders van mijn kleinkinderen werken weer. De school is nog niet begonnen. Daarom spring ik bij en speel ik met mijn kleinkinderen, waaronder de kleindochter van 6. Ik heb een stickerboek meegenomen. Het is een Engels boek met een herenhuis. Elke bladzijde is een kamer: de hal, “the livingroom”, de eetkamer, de keuken, de kamer van de ouders, de kamer van Hugo, de kamer Daisy, de babykamer, de badkamer, de studeerkamer, de tuin en … de zolder.
De stickers met meubels en gebruiksvoorwerpen staan midden in het boek, op een deel dat je eruit kunt nemen.


Bloemetje 108. Vrede.

Door Joris Leijten
Meisje Bloem zou op oudere leeftijd best vredesambassadeur voor haar stad kunnen worden. Ze houdt niet van ruzie. Zowel niet met haar ouders als niet met haar klasgenoten en vrienden. Volgens mij is haar motto spreekwoord "Wat gij niet wilt dat u geschiedt zo doet dat ook een ander niet" Of te wel: wat jij niet wilt bij jou doe dat ook bij een ander niet.                          
Zij wil zich zelf zijn náást de ander. Zij wil niet gepest worden en zal daarom ook niet pesten.  Haar eigen mening naast de mening van de ander. Dat is vredig. Iedereen gezellig zonder ruzie naast elkaar. Op haar zolder kan ze doen wat ze wil naast haar ouders die mogelijk beneden zijn. Ze krijgt en neemt die vrijheid.


Bloemetje 109. ‘Bij mij thuis’.

Door: Joris Leijten
Voor kinderboeken is herkenbare ‘non-fictie’ belangrijk als ze de tekst willen begrijpen, leert de ervaring. Non fictie is voor mij: “Verzamelnaam (gevormd naar analogie met het Engelse. non-fiction) uit het boekenvak voor alle teksten die een werkelijke realiteit uit heden of verleden beschrijven, eerder dan verzonnen personages, gebeurtenissen, plaatsen, enz. Dat omvat uiteenlopende genres als reisgids, documentaire, dissertatie, monografie, lexicon, encyclopedieën.” ¹ Kortom: niet verzonnen, echt gebeurd.  In wat realistisch gebeurd is of kan zijn, kunnen jonge lezers zich verplaatsen, omdat ze wat gebeurt kennen vanuit zichzelf. Hierdoor komt de situatie letterlijk “bij mij thuis”,

Meisje Bloem is voor mij een goed voorbeeld van non fictie. Zij vindt op een “gewone zolder” voorwerpen die daar bewaard worden. Misschien hebben de kinderen thuis zelf een zolder, anders kennen ze de zolder van opa en oma of van het vriendje waar ze spelen. Meisje Bloem is ook een “gewoon meisje”, we weten niet hoe oud ze is maar volgens de tekeningen is zo ongeveer 8 jaar; net zo oud als het kind dat luistert of zo oud als zijn broertje of zusje. Heel herkenbaar. In alle tekeningen is een dakspant van de zolder herkenbaar in beeld, wie thuis is in de bouw, weet dat op die spant het dak rust. En dat onder dat dak zich de zolder bevindt. Meisje Bloem gaat nadenken over de voorwerpen die ze op zolder vindt en maakt er verhalen bij.
Ze kiest steeds een voorwerp dat haar op dat moment interesseert: bijna elk kind in die leeftijd is nieuwsgierig! Het boek “Meisje Bloem” bevat allemaal korte verhaaltjes, waarin steeds één voorwerp centraal staat. Meisje Bloem gaat daadwerkelijk spelen met het voorwerp en leert daarvan. Ze stelt zichzelf vragen en geeft bijzondere antwoorden naar aanleiding van het voorwerp. Dat maakt het boek herkenbaar: bijna alle kinderen denken na over wat ze zien en gaan er iets van ‘vinden’, maar ook interessant en verrassend.


Bloemetje 11. Bloem groeit.

Door Joris Leijten

Een lezer schreef mij dat ze getroffen was door de titel van dit prentenboek, die ook de naam, of beter: de bijnaam van de hoofdfiguur is. Hoe was die bijnaam ontstaan? De auteurs van het boek zeggen daar over, dat ze een meisje wilden beschrijven maar aarzelden over de naam die ze wilden geven. Ze dachten aan Anne, of Alice, of Aagje. Plotseling dachten ze aan de naam ‘Bloem’ of voluit ‘Meisje Bloem’. Zo ontstond het verhaal.  “Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. “Bloemen houden van mensen” is de leus die de bloemenbranche jaren geleden voerde: Meisje Bloem houdt van mensen.  De vergelijking van haar zelf met bloemen wordt door Meisje Bloem zelf ook gezien. Ze noemt de vergelijking bewust of onbewust in haar verhalen. In het verhaal van de vlinderdoos zegt ze tegen haar pop: ‘Ik ben Bloem en jij bent Vlinder.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een vlinder vliegt altijd naar een bloem toe. Dus jij vliegt altijd naar mij. De pop lacht, hij vindt Vlinder een mooie naam (45. De vlinderdoos). In dat wat ze zegt, legt Meisje Bloem een relatie met een ander door middel van haar bijnaam en de naam die ze geeft aan de pop.


Bloemetje 110. Blij huilen.

Door: Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een raar ding. Ze ontdekt dat het een muziekinstrument is. Een harmonica. Meisje Bloem weet nu dat ze moeten trekken aan het ding en dat ze moet duwen op de knopjes. Meisje Bloem zegt: ‘Ik wil een mooi lied zingen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een mooi lied is waarvan je moet huilen, omdat het zo erg is.’(21. Het muziekding)
Elke avond zongen we een uurtje bij mij thuis. Lieve liedjes over een wiegje dat schommelt in het bloeiende hout, over een bootje dat kabbelt, een beekje dat stroomt. Dicht tegen mijn moeder aan. Heel intiem, heel, heel warm. Ik weet nog hoe ik op dat moment kon huiveren van geluk. “Kom eens kijken door de ruiten/zie daar is de winter weer/kleine witte vlokjes vallen stilletjes of aarde neer. En die kleine witte vlokjes/zie daar komt een deken van waar de hele, hele wereld warmpjes onder slapen kan.” Het favoriete liedje van mijn moeder.


Bloemetje 111. de Muur

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een doos blokken. Daarmee wil ze een stad bouwen. Meisje Bloem pakt een lang blok, en een klein blok, en nog een langblok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt: ‘Ik maak een huis.’ Meisje Bloem maakt nog een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen. Bouw een muur om de stad heen, Bloem! Meisje Bloem schudt haar hoofd.  Ze zegt: ‘Nee, ik wil geen muur om de stad.’ (51. De blokkendoos) Wat is dat dan een muur? Meisje Bloem weet wat ze zegt:: ‘Een muur om de stad houdt de mensen die buiten mijn stad wonen tegen. Je kunt niet met hen praten. Je kunt niks samen doen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben Bloem, ik wil  juist alles met alle mensen samen doen.’Mijn gedachten gaan naar de muur in Gaza. Naar Israëliërs die niet met Palestijnen praten en die muur bouwden.


Bloemetje 112. Meepraten.

Door: Joris Leijten.
Meisje Bloem voelt zich groot; wil graag meepraten. Ze is wijs en scherp van geest. Volgende week woensdag mogen volwassenen, boven de 18 jaar, naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen.
Ze kiezen de mensen die voor hen in de Tweede Kamer mogen meepraten in het regeringsbeleid. Alle politieke partijen hebben andere plannen voor de toekomst.
Meisje Bloem is nog te jong om te mogen stemmen. Maar ze vindt het vast wel interessant. Ze ziet op tv allemaal belangrijke mensen die met elkaar praten en afspraken maken.  


Bloemetje 113. Interessanter worden.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een stapel oude kranten uit 1953 met een verslag van de Watersnoodramp in Zeeland. Meisje Bloem kijkt naar de foto’s in de krant. Ze zegt: ‘De zee is in het dorp gestroomd. De huizen zijn stuk.’ Waar zijn de mensen, Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘Misschien zijn ze verdronken in het water. Of misschien zijn ze gered.’ Meisje Bloem zegt: ‘Misschien zitten ze wel op zolder.’(46. De kranten.) Waarom,  Meisje Bloem, zou je al die ellende tot je nemen? Waarom lees je die krant?                                                       
De essayist Bas Heijne heeft een antwoord: “Van lezen word je geen beter, maar wel een interessanter mens.”¹ En die uitspraak triggert me: Meisje Bloem wordt “interessanter” van het lezen van die kranten. En hij voegt daaraan toe dat de wereld ook interessanter wordt en andere mensen ook, als je leest. 


Bloemetje 114. Licht.

Door Joris Leijten
Het nadeel van de winterperiode vind ik altijd dat het zo snel donker en koud wordt. In de ochtend is het nog lang donker en in de namiddag is het ook al snel weer donker. Geef mij maar de lente en de zomer dat het in de ochtend snel licht is en het in de avond tot laat licht blijft en het warmer is.
Meisje Bloem vindt donker ook een beetje eng net als ik. “Het wordt al donker op zolder. Meisje Bloem heeft een zaklamp want ze kan de zolder anders niet zien. Ik hoor kraken, Bloem, wat kan dat zijn?  Meisje Bloem zegt: ‘Ik hoor het ook, er is iemand.’ Meisje Bloem roept: ‘Is daar iemand?’ Er komt geen antwoord. En toch… ? Meisje Bloem ziet dat er iets beweegt. Nu weet ze het echt. ‘Het is een spook’, zegt ze bang. Wat is een spook?   Meisje Bloem zegt: ‘Een spook is een witte doek met ogen. Een spook heeft geen benen. Hij zweeft door de lucht. Papa zegt dat spoken niet bestaan, maar ik zie ze wel.’ Meisje Bloem zegt: ‘Spoken houden van donker. Als je het licht aandoet, gaan ze weg.’”(35. De Zaklamp)
Het donker is mij te onzeker; met licht heb ik controle. ik kan niet zien wat er in het donker gebeurt. Meisje Bloem houdt ook graag controle, vandaar.

Mensen vinden december altijd wel gezellig, met de kleine lampjes in de kersttijd maken ze het immers licht. De kerstboomverlichting hoeft niet alleen in de kerstbomen te hangen. In een doos vindt Meisje Bloem de lichtjes van de kerstboom. Doe ze eens aan, Bloem. Ze zoekt het stopcontact. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga het héél gezellig maken.’ Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut. ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij…” (44. De Kerstboomlichtjes).

Al honderden zelfs duizenden jaren zit men met hetzelfde dilemma in december met korte en koude dagen. Daarom dat ze altijd rondom 21 december, de kortste dag, de behoefte aan een lichtfeest voelden om de terugkeer van de langere dagen te vieren. In sommige culturen noem je dit het Midwinterfeest en in Christelijke culturen Kerstfeest. In beide gevallen vieren ze de langere “zon-dagen” komst van de zon/ licht in de duisternis. Bij het Christelijke Kerstfeest is voor velen de komst van het kindeke Jezus, als ‘lichtbron’.
In ons andere boek “Meneer Boek (2018)” onderzoekt Meneer Boek de oorsprong van de feesten. “In de kersttijd vertellen de mensen elkaar het verhaal van het licht. Zij vertellen elkaar dat vanaf nu de dagen langzaam weer langer worden en heel voorzichtig de natuur weer tot leven komt. Als de zon niet schijnt gaat alles dood. Dat kun je buiten zien aan de kale bomen. Er zijn geen bloemen. Vroeger waren de mensen bang dat de zon helemaal niet meer op zou komen, dat alles pikdonker en dood zou blijven. Daarom gingen die mensen in de donkere dagen voor Kerst overal kaarsen branden en vuren stoken om het licht vast te houden en met de warmte de zon een handje te helpen om de natuur te ontdooien. Dat feest noemden ze “midwinterfeest” omdat het midden in de winter was. Het midwinterfeest is de voorloper van het kerkelijk kerstfeest, waarin de geboorte van Jezus gevierd wordt.
Wat had het Midwinterfeest met het christelijk feest te maken ? De kerk heeft destijds het Midwinterfeest rond de zonnewende gekoppeld aan de geboorte van Jezus om de bevolking gemakkelijker te kunnen overtuigen van het goede van de christelijke leer. Ze zeiden: “Jullie midwinterfeest rond het terugkomen van het zonlicht lijkt op de geboorte van Jezus, omdat Jezus ook licht brengt.” Door het midwinterfeest (mensen wilden het zonlicht terug) te doen lijken op het kerstfeest (Jezus is het licht van de wereld) werd het voor de mensen van toen gemakkelijker om zich te bekeren tot het christendom. De mensen versierden hun huis met dennengroen, De den blijft groen in de winter en is daardoor het teken van leven in de tijd dat de natuur dor en kaal wordt.. De brandende kaarsen van nu gaan terug op het aansteken van vuren om het donker te verdrijven en de zonneloop een beetje te versnellen, lang, lang geleden. Met kerstfeest worden lekkernijen gebakken in symbolen die vertellen van dat licht. Ook de sterren in de kerstboom doen denken aan het licht.” (lesboek Kerstmis Meneer Boek 2018¹) (Als tegenhanger van het Midwinterfeest is er in de zomer, exact een half jaar later, het midzomerfeest rondom Sint Jan (24 juni). Dit feest wordt lang niet zo groots gevierd in Nederland en minder bekend.)  


In december houden we van de warme gezelligheid rondom de warme haard, kerstboom en aan gezellige lange gedekte tafels met brandende kaarsen die lichtgeven. Meisje Bloem heeft een hut gebouwd op haar zolder met kerstlichtjes die branden.  ‘Wat is het gezellig hier binnen.’ De pop vindt dat ook. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Gezellig voelt als een vriend.’ Maar Bloem, wat is dat dan, gezellig? Meisje Bloem denkt na over gezellig. Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt: ‘Gezellig kun je zelf maken.’ (44. De Kerstboomlichtjes)

Joleijt wenst u een gezellige warme decembermaand met veel licht in de duisternis en een goede start van 2024.

    ¹ Clémence Leijten  en Joris Leijten (2018), Meneer Boek, Joleijt educatieve producten, www.meneerboek.nl  


Bloemetje 116. Bewaard!

Door Joris Leijten
Ik kreeg een vraag of ik een bijdrage wilde leveren aan een tijdscapsule in Nijmegen, ter gelegenheid van het 80 jarige herdenking van “het Bombardement van Nijmegen” van 22 februari 1944. Bij dit Bombardement werden 800 mensen plots gedood en de binnenstad van Nijmegen verwoest. De laatste jaren is er weer veel aandacht voor de herdenking van dit bombardement, omdat men vroeger dacht, dat het een vergissingsbombardement van de Engelse bevrijder was en verzwegen moest worden. Maar meer en meer is duidelijk dat het geen vergissingsbombardement was, maar een aanval van de geallieerden. Een grote tragedie. Initiatiefnemer en journalist Rob Jaspers wil dit feit onder de aandacht houden en gaat in een nieuwe woontoren op Plein ‘44 een tijdscapsule inmetselen met teksten van huidige Nijmegenaren over de vredesgedachten in de stad. Pas over 45 jaar mag de tijdscapsule geopend worden. Leerlingen van alle scholen in Nijmegen, maar ook alle andere Nijmegenaren mogen een verhaal van 300 woorden indienen over vrijheid van nu. Een prachtig initiatief, waar ik graag aan bijdraag.


Bloemetje 117. De inktlap

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem herkent op de zolder liefdesbrieven die ooit zijn geschreven. Meisje Bloem doet een doos open. In de doos zit een stapeltje papier. Met een blauwe strik eromheen. ‘Brieven’, zegt ze. Wie heeft die geschreven, Bloem? Meisje Bloem draait het pakje om en leest: ‘Van Joop voor Klaartje.’ ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’  (7. De brieven) Meisje Bloem weet in deze tijd van e-mail post nog wat papieren brieven zijn. Meisje Bloem weet in deze tijd van nogal wat ouders die van elkaar scheiden, nog, wat “trouwen” betekent.
Wat is trouwen voor haar? Meisje Bloem zegt: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’  Meisje Bloem is wel een kind van haar eigen tijd. Want ze zegt ook, geëmancipeerd:  ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij.’ Mensen zullen altijd dingen herkennen, ook als de dingen van vroeger zijn, omdat alle dingen een universeel element hebben en zijn van alle tijden. Dat was de boodschap van Bloemetje 116. Bewaard! Joris vraagt zich wel af of er ook dingen van vroeger zijn, die niemand nu meer zou herkennen. Ik dacht daarover na.


De makers



Clémence Leijten

Na haar opleiding aan de Sociale Academie van het Karthuizerplantsoen in Amsterdam, waar zij zich specialiseerde in cultureel werk, werd Clémence Leijten hoofd van de Buitendienst van het Tropenmuseum in Amsterdam. Daarna maakte zij als freelancer educatieve projecten voor basisscholen in Bussum, en was hoofdredacteur van “Kinderkrant”, het blad van de Regionale Werkgroep Kindercentra. Later studeerde zij psychologie aan de Open Universiteit, startte haar eigen cursuspraktijk en publiceerde boeken over maatschappelijk welzijn en de kracht van burn-out, uitgegeven bij Ten Have (Kampen) en Boom (Amsterdam). In 2016 realiseerde zij met Joris Leijten een succesvol project Madame Poubelle bestaande uit een door hen geschreven en getekend prentenboek met een lesboek De boodschap van Madame Poubelle. Dit project is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar, maar wordt ook gewaardeerd door volwassenen. In 2017 verscheen de tweede druk.
Het project Meneer Boek (2018) was opnieuw een gezamenlijk initiatief van Clémence Leijten en Joris Leijten voor kinderen in de leeftijd van 5-9 jaar. Naast het prentenboek Meneer Boek   verscheen ook een lesboek Het verhaal van Meneer Boek. Beide prentenboeken vormen een reeks, getiteld Een leukere wereld. In de deze reeks is anno 2019 een nieuw boek verschenen Meisje Bloem met ook een lesboek De gedachten van Meisje Bloem en geschreven en getekend door dezelfde auteurs.  
Motivatie:lezing Clémence Leijten bij de boekpresentatie van Meisje Bloem, Thiemeloods Nijmegen, 30 maart 2019.

Joris Leijten

Na zijn opleiding Museologie en Erfgoedstudies aan de Reinwardt Academie in Amsterdam (specialisatie publieksbegeleiding en educatie) begon Joris Leijten voor zichzelf met Joleijt, educatieve producten. Hij maakte onder meer een project over de Tsjechische filosoof en pedagoog Comenius voor basisscholen in 't Gooi, een schoolproject in het kader van omgevingseducatie over oude boerderijen in Laren (NH), vier lessen voor basisscholen over Rembrandt van Rijn met aansluitend een rondleiding in het Rijksmuseum, speurtochten voor jonge bezoekers van de vesting Naarden in het kader van Open Monumentendag, Bouw zelf een stad, een workshop voor kinderen van het basisonderwijs. Vanuit zijn interesse in Nederlandse geschiedenis en materieel erfgoed, was Joris Leijten van 2013 tot 2016 verantwoordelijk voor communicatie bij de Stichting en het Festival “Gebroeders van Lymborch” te Nijmegen. In 2017 ontwikkelde hij cursussen voor vrijwilligers van deze Stichting onder de titel Lering en Vermaeck.
Eerder publiceerde hij het Madame Poubelle (2016) prentenboek, geschreven en getekend door Clémence Leijten met daarbij een lespakket De boodschap van Madame Poubelle.  Het project Meneer Boek  in 2018 was een gezamenlijk initiatief van Joris Leijten en Clémence Leijten. Het nieuwe prentenboek Meisje Bloem  en ook een lesboek De gedachten van Meisje Bloem zijn van hun hand en werden uitgegeven door Joleijt. Joleijt richt zich op educatieve producten over maatschappelijk betrokken onderwerpen, onder andere via de reeks Een leukere wereld. Joleijt, educatieve producten is te bereiken op Joris@joleijt.nl