Category Archives: Bloemetjes

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt een oude plaspot op zolder. Ze zegt: ‘Heel lang geleden waren er nog geen wc.s. Dan moesten de mensen op de pot plassen en ook poepen.’ En dan, Bloem? ‘Dan kieperden ze de poep en de plas uit het raam zo op straat.’ Meisje Bloem ziet ondeugend de mogelijkheden. Meisje Bloem gaat zitten op de pot. Meisje Bloem denkt aan een pot met een dikke poep. Ze kijkt naar het zolderraam en ze zegt: ‘Daar loopt een deftige mevrouw en ik kiep de pot naar buiten.’ Meisje Bloem’s ogen lachen. Maar dan zegt ze streng: ‘Nee, Bloem, niet doen, dat is smerig.’ (16. De kom). Poep over de jas van de deftige dame, wat een ophef zal dat geven. Dat wordt na het eten meteen naar bed en een week niet televisie kijken. En de stomerij betalen en wellicht een aanklacht bij de politie. Foei Bloem, maar wel mooi dat je zelf tot inkeer kwam.
Jij had geen belerende volwassene met straf nodig. Ik houd niet van straf geven, ik ga voor zélf bewustzijn en zélf kritiek.

Read more

Door Joris Leijten.
Vorige week las ik het interview met een Franse kinderpsychiater Laelia Benoit:  in de NRC ‘Sommige Fransen geloven nog steeds in opvoedkundig geweld’.¹
Na opperste verbazing over “geweld” in de opvoeding vroeg ik mij af of ons prentenboek: “Meisje Bloem” in het Frans vertaald zou kunnen worden als: “Fille Fleur”? en of Meisje Bloem die ”sommige” Fransen op andere gedachten zou kunnen brengen, want een andere gedachte over opvoeding lijkt mij broodnodig. De Franse titel (volgens google vertaling) zou overigens heel mooi poëtisch allitereren/ rijmen.

Mijn verbazing was groot over de nog voor Nederlandse begrippen traditionele strenge opvoeding in Frankrijk.
In het interview wordt aangegeven dat kinderen vooral worden opgevoed door au-pairs en dat kinderen in internaten kostscholen streng worden opgevoed. Het tegenspreken van de ouders is er in Frankrijk niet bij. Ik ken zeer weinig Franse kinderen persoonlijk, maar degene die ik ken zijn heel bescheiden en verlegen. Meisje Bloem is kritisch en zelfstandig en eigenwijs, dat zal deze Fransen niet bekoren.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een doos met blokken. Meisje Bloem zegt: ‘Daar kan ik een stad van bouwen.’ Meisje Bloem pakt een lang blok, en een klein blok, en nog een lang blok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt: ‘Ik maak een huis.’ Meisje Bloem maakt nog een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen. Bouw een muur om de stad heen, Bloem! Meisje Bloem schudt haar hoofd. Ze zegt: ‘Nee, ik wil geen muur om de stad.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik wil uit de stad kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.’ Ze zegt: ‘En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.’ (51. De blokkendoos.) Het stemmetje in Meisje Bloem, zegt dat ze een muur moet bouwen om de stad die ze heeft gebouwd. Dat stemmetje mikt op veiligheid, maar Meisje Bloem doorziet de beperking van een muur om de stad. Meisje Bloem zegt: ‘ Een muur om de stad houdt de mensen die buiten mijn stad wonen tegen. Je kunt dan niet met hen praten. Je kunt niks samen doen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben Bloem, ik wil juist alles met alle mensen samen doen.’  Ik moest aan dit verhaal denken, nu alles zich weert tegen een mogelijke oorlog en ik in mijn bus een folder krijg dat ik water, lang houdbaar eten moet kopen en een radio op batterij. En een zaklamp. In een EHBO-doos. En warme dekens. Een contant geld en een fluitje. Oké, denk ik. Ik koop die zaken en waan me veilig.

Read more

Door: Joris Leijten
Jolijt is een oud woord dat we niet vaak meer gebruiken.  
Jolijt betekent volgens Van Dale: “blijdschap. vreugde, genoegen, plezier.¹ Mensen maken in een situatie jolijt met hun gevoel. Het gevoel jolijt maakt blij.

Meisje Bloem vindt een fles, waaraan ze ruikt. “Het is geen gewone fles, denkt ze, het is een toverfles. ‘Wie ruikt aan de fles zal veranderen in ennuh… in ennuh in ennuh… een madeliefje.’ Bloem ruikt aan de fles. ‘Nu ben ik een echte bloem, een madeliefje’, zegt ze. Meisje Bloem denkt aan haar opa. Ze zegt: ‘Hij noemde mij een made-liefje, omdat hij mij lief vond.’ Meisje Bloem zegt: ‘Opa zei ook altijd: “Bloem geef me een zoen.“ ’ Meisje Bloem wordt blij als ze daar weer aan denkt, haar ogen glimmen en ze rijmt: ’Bloem geef me een zoen. Ja opa, dat zal ik doen.’ “(11. De fles). Meisje Bloem voelt jolijt. Tussen haar overleden opa en haarzelf was een gevoel van blijdschap, genoegen en plezier.

Read more

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een doos. In die doos liggen messen, lepels en vorken. Meisje Bloem zegt: ‘Het zijn mooie, voor een deftig diner.’ Rechts van het bord het mens en de lepel, links de vork, weet ze. Haar ogen lachen om de vork die is kromgebogen. Ze zegt: ‘Dit is een krulvork. Met een krulvork eten krulmensen.’ Meisje Bloem doet een krulmens voor. Ze buigt voorover en legt haar handen op de grond. ’Als je een krulmens bent’, zegt ze, ’zie je alles op zijn kop.’ (3.De vork) “Krulmens” is een nieuw woord. Het woord bestaat niet. Meisje Bloem heeft dat woord zelf gemaakt. Ze weet ook wat een krulmens is. Meisje Bloem zegt: ‘Een krulmens kan denken met een bochtje. Mensen die kunnen denken met een bochtje vind ik bijzonder. Bijzonder is iets, dat je bijna niet kunt geloven, maar toch bestaat.’  Ik ook vind krulmensen bijzonder, ik houd van mensen die denken met een bochtje. Mensen die buiten de gebaande paden lopen. Meisje Bloem loopt buiten de gebaande paden. Meisje Bloem gaat haar eigen weg: Meisje Bloem zegt: ‘Eigen weg is al je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ (1. Meisje Bloem) Meisje Bloem zegt bij alles wat ze doet: ‘Ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’

Read more

Door Joris Leijten
Deze week vieren we gezellig Pasen. Met tradities als Paashaas, eieren zoeken en verstoppen en versieren en lekker eten.
We vieren het voorjaar een nieuw begin van het groeiseizoen. Er zijn al mooie zonnige dagen geweest na de winter.
We vieren opkomst van het bloeien van bloemen en groeien van nieuw leven in de vorm van gekleurde eieren.

Read more

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem rent de zolder op. Heb je haast, Bloem? Meisje Bloem zegt boos: ‘Ik moet van mijn moeder mijn kamer opruimen.’ Meisje Bloem wil niet opruimen. Meisje Bloem vindt haar kamer opruimen niet nodig. Bovendien wordt ze er moe van.                                                
Meisje Bloem denkt dromerig: ik was een prinses. Ze zegt: ‘Ik hoefde helemaal niks te doen. Iemand raapte mijn sokken op. Iemand zoog het stof. Iemand maakte mijn bed op. Het werd keurig netjes zonder mij.’  Meisje Bloem gaat moe zitten op een doos. Ze zegt: ‘Ik moet mijn kamer opruimen. Ik moet mijn bed opmaken. Ik moet mijn sokken oprapen.’ Meisje Bloem zegt; ‘Niet nu! Ik zal het wel doen, maar morgen.’
(22. Het niksje.) Meisje Bloem kan zich niet zetten nu op te ruimen. Ze is te moe om op te ruimen. “Ik ben Bloem, zo wil ik het doen” zegt Meisje Bloem altijd. Daarmee zegt ze, dat zij onafhankelijk wil bepalen wat er moet gebeuren. Ze wil niet dat haar moeder denkt voor haar. Je wilt onafhankelijk zijn, Meisje Bloem? Dat ben je als je de regie over je leven neemt. Maar… óók de regie neemt over de dingen, die je ‘niet’ kan.

Read more

Door: Joris Leijten
De verhaaltjes van Meisje Bloem leiden in haar spel tot een moeilijk vraag. Het zijn kindervragen die haar even tot nadenken zetten en zij op haar eigen manier beantwoordt.
In het verhaal over “Het Harnas” beschermt ze zichzelf tegen de boze buitenwereld maar ze komt er achter dat dat minder praktisch is en leidt tot de vraag: ‘Wat is dat dan, bescherming? Meisje Bloem denkt na over bescherming.
Meisje Bloem zegt: ‘Bescherming is een muur. Die muur houdt tegen wat ik niet leuk vind. Achter die muur ben ik veilig.’ Meisje Bloem zegt: ‘Achter die muur kan mij niks gebeuren.’ (41. Het harnas) Bescherming is in eerste instantie een abstract begrip. Meisje Bloem maakt het concreet en kleiner door het voor te stellen dat ze achter een muur bescherming vindt. Dat is herkenbaar de muren van haar huis beschermen haar tegen storm, regen en kou buiten. Heel praktisch.

Read more

Door Clémence Leijten.

Op de zolder van Meisje Bloem staan allemaal dozen. Steeds zit er iets in, maar in deze doos die ze vindt, zit niets. Het is een lege doos. Waarom is de doos leeg? ‘In de doos zat misschien een schat‘, zegt ze, ’die schat is gestolen door een piraat.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik denk dat er goudstukken in de doos lagen.’ (32. De lege doos) Ze zegt het niet, maar in de woorden die zij kiest, voel ik verontwaardiging. Immers de schat is “gestolen”; de schat is niet opgebruikt. De persoon die de kist leeghaalde is een “piraat”. Een piraat is iemand, die de eerlijkheid niet hoog heeft. Wat zou er gebeuren als ik tegen Meisje Bloem zeg, dat zij, wij allemaal, op onze beurt piraten zijn?

Read more

Door Joris Leijten
Afgelopen tien weken heb ik elke dinsdagmiddag uit “Meisje Bloem” gelezen in het Huis van Compassie in Nijmegen met drie of vier migranten.  Ze waren enthousiast over het boek en de verhaaltjes.
Ze keken er elke dinsdagmiddag weer naar uit om met mij te lezen.

De migranten uit Afghanistan, Turkije en Marokko zijn twee mannen en een vrouw aangevuld met passanten. Iedereen heeft een status in Nederland. Ze zijn al jaren werkzaam in Nederland. Maar door de  bubbel waarin zij leven,  spreken ze niet veel hardop Nederlands met Nederlanders. Meisje Bloem is een kinderboek met relatief makkelijke korte zinnen, met een serieuze ondertoon en een diepe inhoud. Daarom heb ik gemerkt dat het boek heel goed werkt als taalonderwijs voor volwassen migranten.

Read more

20/164