Bloemetje 122. Bij ons in de familie.

Door: Joris Leijten
Als ik dit schrijf is het nog ‘Volwassen Boekenweek’ met het thema “Bij ons in de Familie” (tot 24 maart).  Je ziet op televisie auteurs praten over hun boeken in relatie met hun familie. Ik krijg ook regelmatig vragen of wij inspiratie gehaald hebben uit onze familie voor Meisje Bloem en andere boeken. In alle hoofdrolspelers zit iets van ons  auteurs. Dat is vertrouwd en herkenbaar voor ons. Madame Poubelle is ijverig, een praktische dame die graag mogelijkheden ziet in spullen die ze vindt in prullenbakken. Meneer Boek is gedreven en vastbijtend en ziet de connecties tussen feesten en situaties die hij mee maakt. Meisje Bloem is een denkertje, een onderzoeker in de dop. Net als Meisje Bloem kunnen wij,  auteurs, diep mijmeren en denken.


Over elk woord wordt nagedacht en elk woord wordt overwogen. Als kind zag ik zaken die ik bedacht en kon ik die gedachten vervolgens  uit tekenen. Clémence en ik waren net als Meisje Bloem zelfstandige alleen-gangers, met ons eigen wereld, die soms door anderen niet begrepen werd. We gingen ons eigen weg net als Meisje Bloem. “Bloem heeft sprekende ogen” zeggen mensen. Dat zeg je, als je vindt dat ogen iets vertellen. De ogen van Meisje Bloem vertellen wat ze denkt in haar hoofd en wat ze voelt in haar buik. Meisje Bloem is lief. En Meisje Bloem is sterk. Eigenwijs, zeggen sommige mensen. En daarmee bedoelen zij dat Meisje Bloem haar eigen weg gaat. En dat is waar… Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’” (1. Meisje Bloem)

De zolder in het prentenboek Meisje Bloem is gebaseerd op mijn ouderlijk huis. Een midden woning in een rijtjes huis met een klassieke puntdak zolder met een vaste trap er naar toe . De dakspanten, en vaste trap, zijn voor mij herkenbaar in de tekeningen van Clémence. Als kind had ik een bijzondere relatie met die zolder. Enerzijds was het er donker en spannend maar anderzijds was het een prachtige speelplek om hutten te bouwen en te grasduinen in de spulletjes die mijn ouders verzameld hadden. Vooral in de schuinen lage delen van de zolder was het intiem gezellig toeven tussen de dozen. Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ Maar Bloem, wat is dat dan, een zolder? Meisje Bloem denkt na over een zolder. Meisje Bloem zegt: ‘Een zolder is een plek waar mensen spullen bewaren. Spullen die oud zijn maar niet weggegooid mogen worden omdat al die spullen nog een verhaal hebben.’ Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op de zolder vertellen hun verhaal aan mij.’( 2. De dozen)

We hebben in de verhalen niet gekozen voor bepaalde voorwerpen die “echt” op de zolder van mijn ouderlijk huis liggen. Het zijn algemene voorwerpen die er hadden kunnen liggen, omdat zulke spullen vaker op zolders liggen. Ons ging het meer om de anekdote, het fantasie verhaal en de vraag die we Meisje Bloem zouden kunnen laten stellen om over te mijmeren. Oude foto’s, brieven, schoolbord, schilderij etc. Nog altijd kijk ik met verbazing naar die zolder: daar ligt een hoop familiegeschiedenis. We moeten een keer weer door al deze dozen en spullen heen gaan om deze uit te zoeken. Een hele klus. Tussen al die spulletje ligt misschien een nieuwe inspiratiebron.