Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een doos met blokken. Ze bouwt er een stad mee. `Meisje Bloem pakt een lang blok, en een klein blok, en nog een lang blok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt: ‘Ik maak een huis.’ Meisje Bloem maak nog een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen. Bouw een mee muur om de stad heen, Bloem. Meisje Bloem schudt haar hoofd. Ze zegt: “Nee, ik wil geen muur om de stad.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik wil uit mijn stad kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.’ Meisje Bloem zegt: ‘En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik vind het leuk als Erik, mijn neefje, komt logeren.’ (51. De blokkendoos) Meisje Bloem is op zoek naar mensen. Om haar wereld groter te maken.
Zij verwacht wat moois van die andere mensen. Ik heb die verwachting minder. Er zijn legio mensen die ik nooit aanspreek. Zij blijven vreemden voor mij, omdat ik geen zin heb met hen te praten, omdat ik hun sores, misschien egoïstisch, er niet nog ook bij kan hebben. Hoe dat komt?
De Zwitserse filosoof Allain de Botton zegt dat dat komt door het hoge bevolkingscijfer.¹ “Doordat er miljarden mensen op de planeet leven, is het idee een vreemde aan te spreken nu beklemmender dan in tijden met minder wereldburgers” en “Over het algemeen praten we alleen graag met anderen wanneer we ook de mogelijkheid hebben hen helemaal uit de weg te gaan.”
Dat het bevolkingscijfer parten speelt, illustreert de Botton met een voorbeeld. Hij beschrijft een woestijnbewoner in de Sahara, die met zijn tent op honderd kilometer verlaten zandvlakte woont.
Hij bezit het vermogen om elke vreemdeling een warm welkom te geven. Hij meent: stedelingen zijn ook gastvrij en gul, maar zij voelen zich gedwongen om afstand te bewaren tot vreemdelingen – willen ze nog een beetje innerlijke rust hebben- en doen dus alsof ze de vele mensen die vlakbij wonen, die daar slapen, eten, ruziemaken, liefhebben en sterven, niet zien. Ik heb het zo, nooit bekeken en het ´geen contact leggen´ alleen gezien als desinteresse van mij. Maar, hij heeft gelijk. Stel, je woont ‘op een trap’ waar nog zes gezinnen wonen en je wilt je “innerlijke rust” bewaren, dan sluit je je af voor die vele anderen met ieder een eigen verhaal en problemen, omdat het er te veel zijn. Bij een plattelandsgemeenschap is die betrokkenheid nog wel, maar ze zijn er dan ook met veel minder en die mensen wonen vaak een kwartier fietsen van elkaar. Dan is het gemakkelijker om je innerlijke rust te bewaren, omdat je die enkele mensen niet vaak tegenkomt.
(Alain de Botton zegt ook dat ons economisch systeem, het kapitalisme, liever ziet dat we helemaal geen contact hebben met onze buren, voor het geval dat zij ons ophouden op weg naar kantoor of ons ontraden een online bestelling te doen. En bovendien: het met elkaar bezighouden hoeft niet meer. Omdat we gezondheidszorg hebben, werkeloosheid verzekering, sociale woningbouw of consumentenbankieren. We kunnen de andere kant opkijken omdat de problemen door de regering worden opgelost.)
Ik praat niet met mensen in onze straat, in mijn stad. Daarmee bewaak ik mijn innerlijke rust in een wereld waar zoveel mensen op elkaar wonen. Ik bouw dus wél een muur om mij heen, Meisje Bloem.
Maar toegegeven: dat leidt wel tot misverstanden. Angst ook, omdat onbekend onbemind maakt.
Mijn wegkijken leidt tot polarisatie; het is ‘ik’ tegenover ‘zij’, en geen ‘wij’. Tot oorlog soms (en ook tot eenzaamheid). Terwijl we in vrede zouden moeten leven.
Een relatie is een voorwaarde voor vrede: je moet elkaar ergens tegenkomen; een muur, inderdaad Meisje Bloem, staat contact in de weg. Zonder het ontmoeten, blijft met elkaar praten uit en dus de vrede.
Meisje Bloem met haar voornemen, ontpopt zich als een vredesambassadeur. Gelukkig voor de wereld heeft de jeugd de toekomst en niet ik.
- Alain de Botton (2011) Religie voor Atheïsten, een heidense gebruikersgids.
uitgave Atlas Contact Amsterdam/Antwerpen.