Bloemetje 63. De kracht van fantasie.

Door: Clémence Leijten,
In de hoek van de zolder staat een groot bad. Meisje Bloem denkt, dat het een boot is. Meisje Bloem verzint dat. ‘Ik maak van de bezem een mast en van mijn T shirt een zeil’, zegt Meisje je Bloem.
Meisje Bloem staat in het bad met de bezem en het zeil. Het begint te waaien en het zeil beweegt, denkt ze. Het stormt. ’De golven slaan over de boot’, schreeuwt ze, ‘de boot loopt vol water. We gaan zinken.’ (120. Het bad). Denken dat een bad een boot is, dat kunnen kinderen nog; dat verleren mensen als ze volwassen worden. Grote mensen zien alleen dat het ding dat in de hoek staat van de zolder een bad is, een bad op pootjes. Dat komt omdat volwassen mensen zich eigenlijk altijd aan de feiten houden.

Ze zien een oude badkuip en daarin een meisje; een boot en een kaptein zien ze niet. Wat ze niet zien, dat is er niet, zo redeneren volwassen mensen. Veel volwassenen vinden fantasie zonde van de tijd. Meisje Bloem heeft fantasie, zij ziet de boot wél. In onze wereld waarin je je vooral aan de feiten moet houden omdat onze wereld vooral een volwassen wereld is, is denken dat een badkuip een boot is, iets waar een kind zo snel mogelijk van af moet. Fantasie mag, maar dan alleen als je speelt en denkt ‘alsof’ het waar is, want in het leven van alledag is fantasie hinderlijk vinden volwassen mensen, omdat het afleidt van de realiteit.
Meisje Bloem zit op een boot. Het stormt en de golven slaan overboord. Meisje Bloem is bang dat ze gaan zinken Maar dan gebeurt er iets in dat zelfde hoofdje van Bloem.
Ze weet dat er iets moet gebeuren. Ze trekt moedig de stop uit het bad. Het tij keert.
Ze zucht opgelucht: ‘Nu loopt het water uit de boot’, zegt ze, ‘we zijn gered.’ Dit incident toont aan dat fantasie verrijkt. Fantaseren kun je zien als een hogere vorm van denken (1). Iets wat je je voorstelt, wordt door jouw denken veranderd in iets dat je in het echt nooit hebt gezien of hebt meegemaakt.
Heb je ooit op zee in een boot gevaren terwijl de storm tekeer ging? Fantaseren is niet gebonden aan wat waar is. Het “bad” veranderde Meisje Bloem in een kapitein op een schip. De kapitein heeft allerlei eigenschappen die een meisje van haar leeftijd wellicht uit zichzelf niet heeft. Zij kan nu een boot besturen, zij kan omgaan met de natuurkrachten, zij is een redder. Ze doet dat uit zichzelf. Niemand brengt haar op dat idee. Een mens kan dat; een mens kan zich voorstellen wat hij nog nooit heeft gezien. Met die eigenschap kan een mens geloven in bijvoorbeeld een hogere macht, maar ook in een leukere wereld.

Fantasie is niet een vervalsing van de werkelijkheid, maar een verrijking ervan. Al fantaserend worden namelijk ontdekkingen gedaan die iets toevoegen aan haar leven: de kapitein alias Meisje Bloem ontdekt in het verhaal dat ze kan handelen bijvoorbeeld, dat ze iets ergs kan oplossen!
Bovendien maakt fantasie vrij. Je kunt een bezem pakken en een T-shirt en je een zeiler voelen. Dat kan niemand tegen houden. Daar ben je vrij in; fantaseren maakt vrij. Je kunt je bijvoorbeeld al fantaserend een wereld bedenken waar geen corona heerst. Wie een beeldende fantasie heeft kan zich veel inbeelden. Daardoor doet hij ontdekkingen die hij nog niet eerder heeft ervaren. Meisje Bloem ervaart de blijdschap van het gered te zijn. Daar is zij dankzij haar ervaring van zo even, van bewust geworden. Want wat is gered volgens Meisje Bloem? Daar geeft zij in het verhaal een antwoord op: ‘Gered is dat als je koppie onder gaat er iemand trekt aan je armen.’ Meisje Bloem zegt: ’En dan voel je je heel blij, omdat je blijft leven terwijl je dacht dat je dood ging.’ (10. Het bad).
Het scheppen van zo’n fantasie moment is een daad van creativiteit. Meisje Bloem maakt zich sterker door een situatie te bedenken die zij het hoofd biedt. Fantasie is niet ‘zonde van de tijd’ want het is geen rem op leren. In een fantasie figuur die een kind met zich meedraagt zit ontwikkeling. Zo’n figuur wordt uitgebouwd: volgende keer redt zij als brandweerman misschien mensen uit een brandend huis. Hetgeen haar opnieuw sterkt in het feit dat zij kan handelen. Een badinerende uitdrukking als ‘het is maar fantasie’ ontkent die kracht en macht van fantasievoorstellingen.

 
1. Kohnstamm, R. (2002). Het jonge kind, Ontwikkelingspsychologie Deel I, uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum.