Bloemetje 48. Fijnstof

Door: Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt een oude doos. Als ze hem open maakt niest ze. “Ben je verkouden, Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘Ik nies door het stof in de doos’.’ Op de vraag wat stof is, zegt ze: ‘Stof is wat overblijft van iets dat heeft bestaan. Een heel klein stukje van een oude kast. Of een heel klein stukje van een oude steen. Of een heel klein stukje van een oude plant, maar ook van oude mensen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Het zweeft overal en komt langzaam op alles.’ (33. De oude boeken).
Ik denk aan de discussie die nu gevoerd wordt over fijnstof. Fijnstof die moet worden teruggedrongen, omdat het mensen ziek maakt. Het is jammer dat Meisje Bloem in haar definitie stof noemt van restjes kast of van een steen, of plant en of mensen alleen. Dat zij niet noemt de restjes chemisch afval in de lucht.
“Stof is iets dat overblijft van iets dat heeft bestaan” dat is een zin die mij bij blijft uit het verhaal. Die mij uitnodigt om na te denken.

In een oude krant staat een interview met de Zweedse historicus Gunnar Broberg¹. Hij heeft een biografie over de plantkundige Carl Linnaeus (1707 -1778) geschreven. Linnaeus was de man die planten en dieren een wetenschappelijke naam gaf. De voertaal in de wetenschappelijk wereld was latijn, dus waren dat Latijnse namen. Linnaeus gaf ook de mens zijn wetenschappelijk naam: Homo sapiens. Dat betekent: de wijze mens. Dat een mens kon denken onderscheidde hem van de dieren. Linnaeus benadrukt in zijn titel het denken als hoofdeigenschap van de mens; maar hij zoemde in op wat de mens met dat denken kon bereiken, namelijk wijs worden. Broberg zegt dat Linnaeus de nadruk legt op wijs in plaats van verstandig. Citaat: “Met verstand word je geboren, maar wijsheid verwerf je, zo redeneerde Linnaeus.” Of te wel het denken is aangeboren; de wijsheid moet zich ontplooien. Wijs is: door ervaring geleerd. Meisje Bloem zo klein als ze is, is een homo sapiens. De voorwerpen op zolder doen haar nadenken en ze leert ervan en handelt.

Ik zou Meisje Bloem een actuele vraag willen stellen: ‘Wat vind jij, Meisje Bloem, van de fijnstof in de lucht? Hoe denk jij daarover?’ De hoeveelheid fijnstof in de lucht is alarmerend hoog en maakt ziek. Een crisissituatie dus. Meisje Bloem is vertrouwd ook met crisissituaties. In een hoek van de zolder staat een groot bad. Het is net een boot. Van de bezem en een T-shirt maakt zij een mast en een zeil. Dan begint het te waaien. Het stormt. ‘De golven slaan over de boot’, schreeuwt ze, ‘de boot loopt vol water. We gaan zinken!’
Meisje Bloem blijft sterk. Meisje Bloem weet wat er moet gebeuren. Ze trekt de stop uit het bad. ’Nu loopt het water uit de boot’, zegt ze, ‘we zijn gered’(10. Het bad). In de fantasie van Meisje Bloem loopt het water nu weg. Zij heeft zichzelf gered. De tekst vervolgt op de vertrouwde manier met de vraag: Maar Bloem, wat is dat dan, gered? Meisje Bloem denkt na over gered. Meisje Bloem zegt: ‘Gered is dat als je koppie ondergaat er iemand trekt aan je armen.’ Meisje Bloem zegt: ‘En dan voel je je heel blij, omdat je blijft leven terwijl je dacht dat je dood ging.’ En mijn vraag is ook wie trekt ons aan onze armen uit de crisis die stikstof heet? Meisje Bloem’s kordate optreden in het verhaaltje met het bad geeft mij antwoord op mijn vraag: ik zelf.

Meisje Bloem trekt de stop uit het bad. Gelukkig, het water loopt weg. Ze heeft zichzelf gered. Meisje Bloem ontdekt dat je iets kunt oplossen door zelf iets te doen. Laten wij wat ‘doen’ aan een crisis, dat leer ik van haar. Niet op je handen gaan zitten en wachten tot het over is, maar zelf handelen. Ze is wijs, Meisje Bloem!

1. Venhuizen, Gemma ‘Linnaeus zag de banaan als kennisboom’ interview met Gunnar Broberg historicus over zijn net verschenen biografie “Carl Linnaeus”, NRC , maandag 31 augustus 2020.