Bloemetje 5. Ruzie

Door Clémence Leijten.

 Meisje Bloem is op zolder. Haar moeder roept dat ze beneden moet komen omdat meneer en mevrouw Jansen er zijn. Dat weigert Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en mijn moeder.’ Ze zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten’ (37. Een stoel). Meisje Bloem concludeert dat meneer en mevrouw Jansen alleen van grote mensen houden. Meisje Bloem telt voor hen kennelijk niet mee. Dat is een oorzaak van verdriet in de wereld. Een vrouw telt niet mee, iemand met een kleur niet; iemand uit een ander land niet…  Ik denk aan het wijze verhaal van de knol, een aloud Russisch verhaal¹.

Omdat haar vader en moeder steeds ruzie maken, gaat Katja bij haar oma en opa logeren die wonen op een boerderij. Maar ook tussen die twee bleek niet alles koek en ei: “Voortdurend schreeuwden ze naar elkaar. En als ze dat niet deden, heerste er een ijzige stilte.” Over één ding waren ze het absoluut eens:  Katja was verschrikkelijk lastig: “Dat kind had altijd wat te zeuren en te zaniken. Ze verstopte zich onder de tafel en schoot te voorschijn op een manier dat je je doodschrok. Ze liep je hinderlijk voor de voeten en wilde voortdurend helpen. Daar bracht ze dan helemaal niks van terecht. Ze maakte herrie als ze speelde en het was vast en zeker háár schuld als de hond het hele huis bij elkaar blafte. En dan die deur…altijd liet ze hem open staan!” Toen Katja er een uurtje was, begon oma zich af te vragen wat ze nu weer zou moeten eten en ze bedacht dat haar man een knol uit de tuin moest halen voor het avondmaal en niet vriendelijk zegt ze: “ ‘En neem er een die in het verste hoekje van de tuin staat’, zei ze, ‘dan ben je even uit de buurt.’ ” Opa ging op de knol af. De knol zat onder de grond, alleen zijn bladeren waren te zien. Met zijn sterke handen trekt hij aan de bladeren, maar hoe opa ook trekt, de knol beweegt niet mee. Hij gaat naar huis om zijn vrouw te halen en samen proberen ze de knol uit de grond te trekken. Dat lukt weer niet en de vrouw haalt op haar beurt het kleinkind Katja met zijn drieën trekkend aan elkaar, proberen ze de klus te klaren. Als dat nog niet lukt haalt het kleinkind de hond: “De hond hád het niet zo op kinderen. Hij hield zich graag op veilige afstand van hen. Ze pakten zijn bot af, waarop hij zo lekker aan het kluiven was. Of ze probeerden paardje te rijden op zijn rug…” Toch ging hij mee, maar ook met hem erbij, lukte het niet. En de hond haalt de kat. … maar er komt geen beweging in de knol en de poes staat niet anders te doen dan de muis te vragen om hen te helpen
De muis hield er niet van dat de poes zo dichtbij kwam. Ze vond het diep in haar hart griezelig; diezelfde kat had immers haar man opgegeten en een stel van haar kinderen daarbij. Maar ja, de muis had een keer zitten knagen aan een boek van opa  en oma. Een groot stuk van dat boek was toen in haar maag verdwenen en zat nu in haar bloed. Vooral de woorden: “Als je vijand honger heeft geef hem dan te eten.” Dus gaat de muis toch mee met de kat. De muis is klein, hoe zou hij kunnen helpen als de kracht van de boer, van de vrouw, van het kind, van de hond en van de poes samen, niet helpen? De muis is klein, maar intelligent. Hij wist dat iedere knol zich in de grond vasthield met zijn wortels. De muis graaft een gang naar de wortels van de plant en knaagt die doormidden. Nu kunnen de boer, de vrouw, het kind, de hond en de poes de knol lostrekken. Het werd die avond een feestmaal, de muis was geen ogenblik meer bang voor de kat, de poes lag naast de hond te spinnen van plezier en niemand bromde, zelfs niet toen Katja een bord aan gruzelementen liet vallen. En het verhaal eindigt met: “En niemand heeft het gezien, maar er wordt gezegd, dat opa en oma elkaar een nachtzoen gaven voor ze gingen slapen. Voor het eerst in twintig jaar.” Het sprookje vertelt me dat iedereen; groot en klein, nodig is. En dat als we dat feit erkennen en in praktijk brengen we met zijn allen verder komen. Ja zelfs in vrede kunnen leven, want zelfs de hond en de kat en de muis in dit verhaal sluiten vrede. In dit verhaal kunnen de tegenstanders niet anders doen dan hun vijandschap opzij zetten en gaan samenwerken. Dat is namelijk de enige manier om iets wat onmogelijk lijkt toch tot stand te brengen. Dat “iets” in dit verhaal is het oogsten van een kolossale knol. Als ik nou eens met Meisje Bloem en meneer en mevrouw Jansen om de tafel kon zitten en ik zou ze dit verhaal vertellen, zou er dan iets in positieve zin veranderen?

¹Forest, Jim (1988) Het verhaal van de KNOL. Een aloud Russisch verhaal, opnieuw verteld.
uitgeverij Boekencentrum B.V, ’s Gravenhage.