Bloemetje 152. In plaats van een muur.
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder een doos met blokken. Meisje Bloem zegt: 'Daar kan ik een stad van bouwen.' Meisje Bloem pakt een lang blok, en een klein blok, en nog een lang blok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt: 'Ik maak een huis.' Meisje Bloem maakt nog een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen. Bouw een muur om de stad heen, Bloem! Meisje Bloem schudt haar hoofd. Ze zegt: 'Nee, ik wil geen muur om de stad.' Meisje Bloem zegt: 'Ik wil uit de stad kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.' Ze zegt: 'En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.' (51. De blokkendoos.) Het stemmetje in Meisje Bloem, zegt dat ze een muur moet bouwen om de stad die ze heeft gebouwd. Dat stemmetje mikt op veiligheid, maar Meisje Bloem doorziet de beperking van een muur om de stad. Meisje Bloem zegt: ' Een muur om de stad houdt de mensen die buiten mijn stad wonen tegen. Je kunt dan niet met hen praten. Je kunt niks samen doen.' Meisje Bloem zegt: 'Ik ben Bloem, ik wil juist alles met alle mensen samen doen.' Ik moest aan dit verhaal denken, nu alles zich weert tegen een mogelijke oorlog en ik in mijn bus een folder krijg dat ik water, lang houdbaar eten moet kopen en een radio op batterij. En een zaklamp. In een EHBO-doos. En warme dekens. Een contant geld en een fluitje. Oké, denk ik. Ik koop die zaken en waan me veilig.
In de krant van vrijdag 2 mei lees ik een artikel dat mij wakker schudt. Daarin wordt terecht geschreven dat het idee van dit pakket is, dat je rampen thuis in je eentje gaat afwachten en dat je alleen zorgt voor jezelf. Maar we zijn niet alleen individuen die langs elkaar heen leven, elk op zoek naar veiligheid. Ik lees in dit artikel: “Uit het schijnbaar zorgzame advies voor het noodpakket spreekt een ideologie, en die is grimmig. Het zegt in feite: let op, je bent op jezelf aan gewezen. Niemand komt je helpen. En jij hoeft ook niemand te helpen.’’
Merlijn van Twaalfhoven is de schrijver van dit artikel ¹. En wat hij zegt, is raak. Hij vindt het lijstje met voorwerpen van het noodpakket “grimmig”. Hij zegt dat omdat we, vindt hij, bestaan bij de gratie van de ánder. Dat we een wezenlijke relatie hebben met de ander staat niet in de instructie van het noodpakket. Merlijn zegt daarover: “Het eerste dat we in een noodsituatie nodig hebben, is dan ook elkaar. Als er iets gebeurt waardoor de stroom uitvalt, telefoons niet meer functioneren, de lucht giftig wordt of gemalen ermee ophouden, dan ga ik niet wachten, maar op zoek naar mijn kinderen. En daarna: mijn ouders helpen. Of vrienden of bekenden die dat nodig hebben.” Hij denkt dat meer mensen dat zullen doen. Hij vraagt zich af: ‘Waarom zit er geen fiets in het noodpakket?’
Meisje Bloem had dit ook kunnen zeggen. Merlijn en zij hebben gelijk, besef ik. Het motto is niet een noodpakket met spullen of een muur waarachter je gaat zitten wachten tot de kust veilig is, maar een helpende hand naar de ander. Dat had eigenlijk ook in de folder moeten staan Ik had er niet aan gedacht. Gericht zijn in een rampsituatie op de ander, daarin moet ik kennelijk worden opgevoed, omdat ik ben opgegroeid met het ideaal van zelfredzaamheid.
Merlijn Twaalfhoven neemt in zijn artikel mijn opvoeding ter hand. Hij schrijft: “Als kind worden we gestimuleerd om goede resultaten te scoren, bij de winnaars te horen en zelfstandig te zijn. We worden klaargestoomd voor een wereld van competitie en concurrentie, waarin je werkt ten dienste van een of ander verdienmodel. Je inkomen is je waarde. Je hebt een rol als werknemer, klant consument. Zolang je een verzekeringspolis koopt of een noodpakket ben je veilig. Het is een ideologie van de markt. Het leven is te koop, en als je maar geld verdient ben je vrij, want: onafhankelijk. Dit is propaganda, of tenminste een manke theorie die niet strookt met de werkelijkheid.” Hij zegt: “We zijn geen losse bellen die rond dwarrelen, maar diep sociale en zorgzame wezens die door samenwerking een complexe cultuur hebben opgebouwd, waarin we compleet afhankelijk zijn van elkaar.”
Meisje Bloem heeft dat begrepen, zij wil niet een muur tussen haar en de anderen. “Een muur om de stad houdt de mensen die buiten mijn stad wonen tegen. Je kunt dan niet met hen praten. Je kunt niks samen doen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben Bloem, ik wil juist alles met alle mensen samen doen.” Ik sliep. Dat ik zelf een rol speel, dat ik zelf wat kan doen; een leukere wereld kan bouwen, dat kwam niet in me op. Ik stelde me tevreden met een noodpakket met spullen. Nu niet meer!
- Merlijn Twaalfhoven, “Achter het noodpakket schuilt een grimmige ideologie”. NRC vrijdag 2 mei 2025.
.
- Merlijn Twaalfhoven, “Achter het noodpakket schuilt een grimmige ideologie”. NRC vrijdag 2 mei 2025.