Bloemetje 52. Rampen

Door: Joris Leijten

De afgelopen dagen stonden in het teken van de overstromingen van de rivieren in Limburg, België en Duitsland. In Nederland was het nieuws heftig. Er zijn huizen beschadigd. In de Belgische Ardennen en Duitse Eiffel zijn mensen verdronken en huizen ingestort. Kinderen krijgen deze heftige nieuwsfeiten veel mee ook mee op de TV, Internet en door kranten. Hoe gaan kinderen hiermee om?   

Ik weet niet in hoeverre de kranten van nu voor de toekomst bewaard worden op een zolder. Maar ik moest denken aan het verhaal over de oude kranten uit 1953 die Meisje Bloem op haar zolder vond. Meisje Bloem vouwt de krant uit op de grond. Ze leest: ‘W-a-t-e-r-s-n-o-o-d’. Wat is dat Bloem, watersnood? Meisje Bloem kijkt naar de foto’s in de krant. Ze zegt: ‘De zee is in het dorp gestroomd.
De huizen zijn stuk.’ Waar zijn de mensen, Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘Misschien zijn ze verdronken in het water. Of misschien zijn ze gered.’ Meisje Bloem zegt: ‘Misschien zitten ze wel op de zolder.’ (46. Kranten).  
Op zolder zitten de mensen net als Meisje Bloem veilig, denkt ze. Ze neemt het bericht bewust tot zich en overdenkt wat er gebeurd is. Dat kan met berichten uit het verleden van 68 jaar geleden in Zeeland; als in deze dagen de berichten uit Limburg. Door de situatie na te spelen of in te beelden geeft zij het bericht een plaatsje.

Ze is blij dat de krant haar de overstroming van toen meldt: Wat erg’, zegt Meisje Bloem, ’ik wist het niet.’ Ze zegt tegen de krant: ‘Dank je wel, dat je mij het hebt verteld.’ Meisje Bloem denkt na, de gaatjes in haar ogen zijn groot’. Meisje Bloem is blij met de informatie, maar ze is  wel bang. Dat laten haar pupillen zien die groot zijn. Waarom dan toch het belang van zo’n bericht voor een kind? Omdat het deel uitmaakt van zijn leven. En omdat een kind in zich de eigenschap heeft om ook naast de narigheid de hoop uit dit bericht te halen. De hoop dat het goed kan komen. Meisje Bloem zegt: Als hier de zee komt, dan zit ik op onze zolder droog.Dan loopt zij als het water komt, geen gevaar. En ze denkt ook dat de mensen daar zijn gered. Dat zijn de reden dat wij als schrijvers en ik nog als uitgever deze moeilijke onderwerpen niet uit de weg gaan en erover publiceren. Maar wel op voorwaarde dat er ook hoop zit in ons verhaal. Meisje Bloem wijst ons die weg.

Over de krant die zij vindt, zegt ze: Een krant vertelt wat er is gebeurd. Alle dingen. Dingen die leuk zijn, maar ook dingen die niet leuk zijn.’ Haar conclusie is heel wijs : ‘Als je de krant leest dan kan je niet zeggen: ik wist het niet.’ (46. Kranten). Als uitgever wil ik geen kinderen tegen komen die zeggen: ‘ik wist het niet.’ Ik wil hen informeren over alles. Maar wel zo, dat ons verhaal hen hoop geeft.