Bloemetje 136 . Een scheet is géén wind

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Anders dan gewoon opent ze geen doos. Ze is bezig met zichzelf. Meisje Bloem houdt haar adem is en knijpt haar billen dicht. Het ruikt hier niet prettig, Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik heb een windje gelaten.’ Ze laat nog een windje. Meisje Bloem zegt; ‘Ik heb uiensoep gegeten. De uien willen niet in mijn buik blijven, ze willen weer naar buiten.’ Meisje Bloem is nog op zolder, maar dan gaat ze snel naar beneden.’ Ik moet naar de WC, poepen’, roept ze tegen de dozen, ‘ik kom straks weer terug.’ Ik ben benieuwd hoe Meisje Bloem een windje omschrijft. Ze zegt: ‘Een windje is een vergissing van je billen. Als ik een windje laat, moet ik zeggen: “Pardon voor het windje.” ‘  Meisje Bloem zegt: ‘Raar eigenlijk, want oma zegt dat je dikke buik dun wordt van een windje en dat je dan weer iets kunt eten. ’(39. de Uien) ‘Zo ben ik ook opgevoed, Meisje Bloem. Als ik een windje liet deden mijn ouders geschrokken hun hand voor hun mond en ik moest excuus vragen. Maar jouw oma zegt dat een windje juist goed is en dat een windje opruimt en dat je dikke buik juist dun wordt van een windje. Wat je oma zegt, is ook waar.’

Continue Reading


Bloemetje 135. Leren door ervaren.

Door Joris Leijten
De afgelopen maand herdachten we 80 jaar operatie “Market Garden” in Oost-Nederland. Het begin van het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1944. 
De Geallieerden: Amerikanen, Canadezen, Engelsen en Polen bevrijdden langzaam Nederland. De afgelopen weken waren enkele oudere WOII- veteraren, 90-plussers, nog bij de herdenking en waren ook veel zg. re-anacters actief. Mensen die de geschiedenis zo authentiek mogelijk naspelen. 
In Schijndel, Nijmegen, Groesbeek, Ginkelse heide en Arnhem waren er deze maand week kampementen van “geallieerden soldaten” met tenten, vrachtauto’s, tanks enzovoorts. Overal zag je ook veel kinderen, ook in schoolverband, om te leren van deze “militairen”. Er werd gekookt, gezongen en gestreden. 

Continue Reading


Bloemetje 134. Uitleggen wat vrede is.

Door Clémence Leijten

Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe.  Meisje bloem wijst om haar heen. Er staan allemaal dozen met spulletjes. ‘Die spullen liggen te wachten’, zegt ze. ‘Over die spulletjes denk ik na.  Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ (2. De dozen.) Als je een boek schrijft als Meisje Bloem dan kijk je door haar ogen naar de wereld om haar heen. Spulletjes op haar zolder horen tot haar wereld en de mensen om haar heen.

Continue Reading


Bloemetje 133.  Het gaatje in de mogelijkheden.

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een boek met foto’s van mensen. De hoofden op de foto’s zijn bruin en ook de kleren. Gek, die bruine hoofden, Bloem! Meisje Bloem zegt: ‘Die hoofden zijn bruin omdat het oude foto’s zijn. Foto’s van vroeger zijn bruin. Meisje Bloem zegt: ‘De mensen kijken streng.’ ‘  Ik denk niet dat ze aardig zijn’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Maar je hoeft niet bang te zijn voor die mensen, die mensen zijn al heel lang dood. Als je dood bent ben je er niet meer.’ Meisje Bloem herkent zich niet in de mensen op de foto die dood zijn, want ze zegt: ‘Ik wil niet dood.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik moet eerst nog brandweerman worden. En groot. En ik wil ook nog vader worden.’ (34. Het fotoboek) Het is het ongeëvenaard perspectief van een jong kind, dat bovendien geen boodschap heeft aan de traditionele rolverdeling.

Continue Reading