Bloemetje 8. Sinterklaas

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem schudt de deksel van een doos. Kijk Bloem, in de doos liggen bijzondere kleren. ‘Het is de mantel van Sinterklaas’, zegt Meisje Bloem (15. De sinterklaasmantel).’ Meisje Bloem gelooft nog in Sinterklaas want ze zegt: “Het is de mantel van Sinterklaas”; ze zegt niet: dat is de mantel waarmee Oom Ben ieder jaar Sinterklaas speelt. ‘Hoe komt die op onze zolder?’ vraagt ze. Meisje Bloem denkt. Ze zegt:Op een dag zei Sinterklaas tegen mijn moeder: “Ik heb geen schone kleren meer, alles is vuil, wilt u de kleren alstublieft voor mij wassen?” ’ Ze zegt:Mama stopte de kleren in de wasmachine. Toen moesten de kleren drogen. Toen moest mama de kleren strijken. En toen mama de kleren terug wilde geven aan Sinterklaas, was de boot al weer naar Spanje vertrokken.[..] Daarom liggen de kleren van Sinterklaas nog hier (15. De sinterklaasmantel).’ Heerlijk is dat, dat kinderen zo oprecht in het bestaan van Sinterklaas kunnen geloven en toch verheug ik mij op de dag dat onze kleinkinderen dat Sinterklaasspel samen met ons gaan spelen. Zij hoeven wat mij betreft niet te voelen dat zij jaren lang “voor de gek” zijn gehouden door een Sinterklaas die niet bestaat. In tegendeel het is een voorrecht: zij zijn nu zo groot, dat zij dit spel met de volwassenen mógen spelen; Sinterklaas bestaat wél.

Ik ben Sinterklaas wél op het moment dat ik Sinterklaas speel en dat meen ik. Daar zou ik die kleinkinderen die straks niet meer geloven in Sinterklaas van willen overtuigen. Hoe? Door dat gegeven van dat ik degeen die ik speel even met hart en ziel bén, voor waar aan te nemen: de achttienhonderd jaar oude Sinterklaas die nog zou leven is niet reëel dat weet ik maar ik weet ook: oprecht is het spel bij alle grote mensen die rond 5 december Sinterklaas spelen. Het heeft een goede reden waarom mensen al honderden jaren Sinterklaas spelen en dat zal ik mijn kleinkinderen op dat cruciale moment dat de twijfel aan Sinterklaas zich aandient, vertellen. ‘Lang geleden leefde er een man, die zo aardig was voor iedereen, vooral voor kinderen, dat de grote mensen het jammer vonden dat hij dood ging. Ze bedachten een plan: als ze elk jaar die man zouden spelen, dan zou hij niet dood zijn en nog leven. En zo gebeurde.¹ Nog altijd vinden we het jammer dat die goeie man niet meer leeft en we wensen dat hij nog leeft omdat hij cadeautjes gaf aan alle kinderen en hen blij maakt. We gunnen onze kinderen dat Sinterklaas nog leeft en hen blij maakt. Daarom spelen we hem nog elk jaar en voelen we daarom dat hij er nog is.’ Dat doen we ook graag met dierbare mensen in onze omgeving die zijn dood gegaan. Niet dat ik mijn overleden vader speel, maar ik zeg wel: ‘Wat zou papa nu gezegd hebben.’ Ik heb een foto neergezet, zodat ik hem nog altijd zie. Soms praat ik tegen de foto, en dat is een beetje spelen dat mijn vader in de kamer is. Sinterklaasavond is een gespeelde werkelijkheid zoals kinderen vadertje en moedertje spelen, terwijl ze zelf geen vader of moeder zijn. Toch zijn ze dat wél op het moment dat zij vader en moedertje spelen, omdat ze helemaal opgaan in hun spel en het spel even werkelijkheid wordt. Zij praten als een vader en een moeder als de pop stout is en voor straf in de wieg moet en ze doen als hun vader en moeder: ze voeren de pop en ze verschonen hem. Hetzelfde: wij volwassenen spelen Sinterklaas, terwijl we Sinterklaas niet zijn en we gaan op in dat spel. De kinderen mogen niet komen in de kast onder trap want daar liggen de cadeautjes en niemand doorbreekt dat geheim. We bedenken gedichten als: “Sinterklaas zat te denken wat hij Jan eens zou schenken”. We zingen “Daar wordt aan de deur geklopt” en we rillen van het bonken op de deur en zijn dolblij met de zak cadeautjes die voor de deur blijkt te staan en die we in triomf mee naar de kamer voeren. Wij voelen zijn aardig-zijn. Wij zijn blij met zijn vrijgevigheid, zo, dat wij Sinterklaas oprecht kunnen spelen en dat aspect met plezier in ere houden om ons één keer in het jaar aan hem te warmen. Dan is er geen sprake van “voor de gek houden”. Dan ligt die mantel daar op zolder omdat mama met de gewassen kleren te laat bij de boot was en deze naar Spanje was vertrokken. Meisje Bloem zegt: ‘Mama was te laat. De kleren nam ze mee terug naar huis. Daarom liggen de kleren van Sinterklaas nog hier’ (15. De sinterklaasmantel).

Ik heb Sinterklaas nodig. Stel je voor dat het nooit meer Sinterklaas wordt…. Of nooit meer kerstfeest…Ik word blij van feesten. Als ik blij ben, kan ik beter tegen nare dingen die gebeuren.

¹ Leijten Clémence, Leijten Joris (2018) Meneer Boek, prentenboek over het vieren van feesten, uitgave Joleijt, Nijmegen.