Bloemetje 90. Een portie mirre.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een stal. Er zijn een beeldje van Jozef en een beeldje van Maria, en een kindje in de kribbe. ‘Ze horen bij de stal’, zegt Meisje Bloem. ‘Een stal is eigenlijk voor dieren, maar omdat er geen plek was in het hotel, moesten Jozef en Maria in de stal slapen. Daar werd hun kindje geboren.’ Meisje Bloem pakt de herders en ze zegt dat ze moeten gaan kijken. Dat zegt ze ook tegen de drie koningen uit de doos. Ze zegt: ‘En jullie moeten wel een cadeautje meenemen.’ (9. De kerststal.) Ik weet dat de koningen die raad ter harte namen. Maar weet ook dat ze niet gingen omdat Meisje Bloem hen dat zei; zij volgden een grote ster. De grote ster vertelde de drie koningen dat er iets bijzonders was gebeurd.¹. Misschien was er wel een nieuwe koning geboren, want dat hadden de geschiedenis boeken gezegd.

Ze volgden de ster en stopten toen de ster boven hun hoofd stond. Toen zagen ze de stal met het kindje dat geboren was. Ze zagen aan de ster waar het kindje woonde. Als ik een houten ooievaar in de tuin zie, vertelt hij mij dat er in dat huis een kind is geboren. Als er roze vlaggetjes hangen voor het raam, dan weten we dat de baby een meisje is. Dat weten we ook als we beschuiten krijgen met roze muisjes. De ooievaar in de tuin en de beschuit met muisjes zijn richtingaanwijzers. De grote ster in het drie koningen verhaal is ook een richting aanwijzer net als de borden op de snelweg richtingaanwijzers zijn.

De ster wees de driekoningen de weg naar een nieuwe koning. Op 6 januari stond de ster recht boven hun hoofd. Daar moest het zijn dus. Maar ze zagen alleen een arme stal en geen paleis. Toen ze toch binnen gingen zagen ze een klein kindje, dat net was geboren en ze hoorden dat de engelen tegen de herders hadden gezegd, dat dit kindje een koning zou worden en dat hij licht zou brengen in donkere tijden. (De mensen vonden dit verhaal zo mooi, dat ze het nooit meer wilden vergeten. Daarom besloten ze er een feest van te maken: het feest van drie koningen dat we afgelopen week vierden. Hun kinderen speelden dat zij de drie koningen waren en dat ze op zoek gingen naar de nieuwe koning. “Wij komen van het oosten wij komen van ver a la berline postiljon. Wij zijn de drie koningen met ene ster.” Dat zongen de kinderen. Ze hadden een ster bij zich op een stok, die kon draaien. Soms hadden ze een rommelpot bij zich, die maakte lawaai. En thuis bakte hun moeder een brood met een boon erin. Wie de boon proefde, die mocht die dag koning zijn.)

Wat namen ze mee de koningen voor het kind? Meisje Bloem suggereert in de tekst een rode ballon mee te nemen, omdat kleine kinderen een ballon prachtig vinden. Meisje Bloem gaat zitten naast de stal en ze wacht op de koningen. ‘Misschien krijg je wel een ballon’, zegt ze tegen het kindje, ‘een mooie  rooie , prachtige ballon, aan een touwtje.’  Maar uit het verhaal van de drie koningen weet ik, dat ze geen rode ballon meenamen. De koningen namen drie geschenken mee. Caspar de jongste bracht wierook mee, dat zijn geurende kaarsen. Wierook staat voor goddelijkheid. De oude Melchior bracht een klompje goud in een kistje. Goud staat voor koningschap. En Balthasar bracht mirre. Dat zijn geurende kruiden. Mirre staat voor menselijkheid. Daarmee zeiden ze dat het kindje volgens hen een goddelijke kracht had, dat hij een koning was, maar ook dat hij een gewoon mens was. Dat laatste cadeau, die mirre, zou ook nu als cadeau niet misstaan, in een tijd dat wij mensen “menselijkheid” nog al eens aan onze laars lappen. Ik zou blij zijn met dat cadeau als ik dat kreeg vandaag. Een portie ‘mirre’ om het nieuwe jaar mee in te gaan. Ik kan het wel gebruiken; wij allemaal, denk ik. Niet?

  1. Clémence Leijten & Joris Leijten(2018). Meneer Boek en Het verhaal van Meneer Boek. Joleijt educatieve producten, Nijmegen.