Bloemetje 107. De lef van een kind.

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem speelt graag op zolder. ‘Meisje Bloem zegt: ‘De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ik ben daar helemaal alleen. Ik kan op zolder doen wat ik wil.’ ( 2. De dozen) Wat voor functie heeft een zolder eigenlijk? Meisje Bloem denk na over een zolder. ‘Een zolder is een plek waar mensen spullen bewaren. Spullen die oud zijn maar nog niet weggegooid mogen worden, omdat die spullen een verhaal hebben. ‘Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op zolder vertellen hun verhaal aan mij.’  Op de zolder staat volgens Meisje Bloem dus alles dat je wilt bewaren, maar eerlijk is eerlijk; mijn zolder is juist een domein van wat ik kwijt wil en niet meer kan gebruiken.

Het is het eind van de vakantie. De ouders van mijn kleinkinderen werken weer. De school is nog niet begonnen. Daarom spring ik bij en speel ik met mijn kleinkinderen, waaronder de kleindochter van 6. Ik heb een stickerboek meegenomen. Het is een Engels boek met een herenhuis. Elke bladzijde is een kamer: de hal, “the livingroom”, de eetkamer, de keuken, de kamer van de ouders, de kamer van Hugo, de kamer Daisy, de babykamer, de badkamer, de studeerkamer, de tuin en … de zolder.
De stickers met meubels en gebruiksvoorwerpen staan midden in het boek, op een deel dat je eruit kunt nemen.

We beginnen volgens de regels. Pulken stickers van het stickerblad en kijken nauwkeurig vóór in het boek, in wélke kamer we die spullen ‘moeten’ plaatsen. Het is niet makkelijk om de plaatjes los te pulken van het papier. Omdat het meubels zijn, klokken, spiegels met allerlei hoeken en krullen en piepkleine wijn glaasjes, en bordjes en kopjes en fotolijstjes. 

Dan gaat er een sticker stuk. Mijn kleindochter en ik, we proberen hem te plakken, maar het resultaat is niet mooi. “Dan maar naar zolder” zegt ze en bladeren naar die plek in het boek en poneren daar de staande klok die is gebroken.
Eerst ging er een sticker per ongeluk stuk; dan breekt ze zélf. Ze breekt de poten van een stoel. “Naar zolder”, zegt ze. En we lachen. Dat doet ze nog eens nu met het servies dat ze in twee delen scheurt, en nog eens met spiegel voor hal en weer.
Op zolder is het in middels een puinhoop, want ze plakt al die gebroken voorwerpen op elkaar. Gefascineerd kijk ik toe: hoe anders dan de opzet van dit boek waar de instructieplaat aan geeft wélk kastje, wélk theepotje, wáár moet worden geplaatst Ook met bewondering kijk ik: zij durft, wat ik, zijnde volwassen, niet zou doen. Lef, heeft ze! Ze lijkt op Meisje Bloem, mijn kleindochter. Ze gaat haar eigen weg. Wat is dat dan, eigen weg? Meisje Bloem zegt: ‘Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ [..] ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’ (1. Meisje Bloem)

Dat precies plaatsen waar de makers van het boek het voorwerp willen hebben, is een leeractiviteit. Mijn kleindochter en ik maken er een beleving van, want na dat moment plakken we de plantjes in de pot op zijn kop in de vensterbank. Zetten we het bad in “the livingroom” en het poppenwiegje óp het bureau in de studeerkamer en we gnuiven. En we denken door op de gang van zaken die we zelf hebben geschapen.
En zo hebben we aan het eind van de dag een boek gemaakt dat uitpuilt van onszelf. Het is opeens een fijn, eigen en vooral ‘grappig’ boek geworden. En de zolder in het boek, oogt als de mijne! En ik, ik voel me dapper, omdat ik, terecht, uitstraalde: toe maar, wees maar wie je bent! Een mooi assertief meisje, dat zich ook weleens onttrekt aan de regels, die dwingend gegeven zijn.