Bloemetje 14. Groot zijn
Door Clémence Leijten
Op de zolder staat een schilderij, waarop een moeder haar kind voedt. ‘De baby heeft honger’, zegt Meisje Bloem. ‘In de borst zit melk.’ Ze zegt: ‘Die baby wil groeien.’ Meisje Bloem wil ook groot zijn. Meisje Bloem zou ook willen groeien. Meisje Bloem gaat staan op haar tenen. Ze wil de balk pakken boven haar hoofd, maar ze kan er nog niet bij (25. Het schilderij). Het is net of haar doel: zo groot zijn dat ze de balk kan pakken, te hoog hangt, zoals koek te hoog hangt bij het koekhappen. Meisje Bloem zet een streepje op het hout naast haar. ‘Ik ben nu groter dan het streepje van vorig jaar’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben nu bijna een groot mens.’ Meisje Bloem weet waarom zij een groot mens wil zijn: ‘Grote mensen mogen laat naar bed. Grote mensen mogen zelf een snoepje pakken. Grote mensen mogen zelf weten wat ze doen.’ Iemand zei enthousiast: “Over drie maanden wordt jouw kleindochter al drie jaar.’’ Ik keek bedroefd en zei: “Zij is nog steeds twéé jaar!” Wat is dat toch met mensen die niets liever lijken te willen dan dat kinderen groot zijn. Het verlangen van Meisje Bloem om groot te willen zijn, doet mij pijn.