Bloemetje 22. Hoop.
Door: Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een doos. Hij is helemaal leeg. ‘In de doos zat misschien een schat’, zegt ze, ‘die schat is gestolen door een piraat.’ Dat denkt ze maar de doos is leeg. Meisje Bloem pakt de doos en zet die op haar hoofd, Meisje Bloem zegt: ‘Van een lege doos kun je hoed maken.’ Meisje Bloem knipt vier gaatjes in de doos. Ze zegt: ‘En nu is de doos een masker.’ (32. De lege doos.) Van een lege doos kun je van alles maken. Nieuwe schoenen in zo’n stevige witte schoenendoos werden in ons gezin altijd aangegrepen om een kijkdoos te maken. Herman Vuijsje beschrijft dat fenomeen in een column die hij “De stad als kijkdoos” noemde[i]. Hij schrijft: “Het maken van zo’n doos verliep volgens strakke regels. Het vloeipapier dat als plafond diende, móést bijvoorbeeld geel zijn. Dan kreeg je binnen in de doos het licht van een achternamiddag in december.” Hij beschrijft het interieur: “[..] de bodem bedekten we steevast met een laag watten. Uit die witte wade rees een kerkje omhoog, geknipt uit zo’n kitscherige kerstkaart, met zilveren randjes erom heen. Verder een koe met een bel, een mannetje en een vrouwtje, een huisje met een schoorsteen waaruit rook kwam kringelen.” Dat klopt, dat deden wij precies zo. Je mocht kijken door een luikje in de korte kant van de doos, als je een knikker betaalde.