Bloemetje 125. Waarom?

Door Clémence Leijten. 
Meisje Bloem vindt tussen de dozen op zolder een dooie muis. Zijn velletje is verdroogd. Hij is een beetje ingedeukt. ‘Hij is dood’, zegt Meisje Bloem, ‘hij is helemaal stijf.’ Meisje Bloem denkt dat de muis verdwaald was. Ze zegt: ‘Het was donker en de muis kon de weg naar huis niet meer vinden. En hij had helemaal geen eten. En hij had ook dorst. En niemand kon hem helpen.’ Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. Ze aait het kopje. De muis is koud. (6. De dooie muis) Dood is voor kinderen als Meisje Bloem op zich niet zo erg. Want een muis kun je nooit eens op je gemak bekijken. Maar als hij dood is, ligt hij stil. Je kunt zijn velletje voelen en de pootjes. Je kunt voelen, dat hij koud is en stijf. Uit sprookjes weten ze, dat ook mensen dood gaan. Alhoewel kinderen de neiging hebben de dood te beschouwen als iets wat straks weer over zal zijn, omdat je immers ook in hun spel en in een sprookje dood kunt zijn en dan weer levend, zijn ze bang om het verlaten worden, dat de dood met zich meebrengt.

Continue Reading


Bloemetje 124. Oranje verbindt.

Door Joris Leijten
Afgelopen zaterdag 27 april vierden we de verjaardag van Koning Willem - Alexander op Koningsdag. Het is onze Nationale Feestdag. In alle plaatsen in Nederland zijn vrijmarkten en traditionele kinderspelen als koekhappen, spijkerpoepen, sjoelen en ringsteken. Dat is typisch Nederlands. Overal hangen vlaggen met oranje wimpels uit en zijn mensen in het rood- wit- blauw en oranje gekleed, Oranjebitter en ranja, Oranjegebak en tompoezen.

Meisje Bloem vindt op zolder een postzegelalbum. Meisje Bloem speelt dat ze een brief is, waarop ze een postzegel moet plakken; een brief naar haar oma.  

Continue Reading


Bloemetje 123. “Bemoei je met jezelf”.

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem ziet op zolder een lieveheersbeestje. Meisje Bloem zegt:
‘Het lieveheersbeestje moet naar buiten.
Meisje Bloem bedenkt een plan: ik maak het dakraam open. Meisje Bloem zegt dan tegen het líeveheersbeestje: ‘Stap maar op mijn arm. Dat doet het lieve heersbeestje en dan loopt Meisje Bloem met hem naar het open raam. ‘Springen’, zegt ze, ‘maar pas op je knietjes.’ (42. Het dakraam) Meisje Bloem behoedt het beestje zelfs voor kapotte knieën. Je zou haar een bemoeial kunnen vinden, want ze bemoeit zich met alles. Een lieveheersbeestje zal zelf wel weten, wat hij moet doen, toch?
En dat blijkt. Meisje Bloem staat voor het raam te wachten tot hij springt. ’Durf je niet?’ vraagt ze. Meisje Bloem geeft het lieveheersbeestje een zetje.
Het lieveheersbeestje springt niet, maar hij maakt van zijn rode jas twee vleugels. Nu kan hij vliegen. Hij vliegt naar buiten. Zie je wel het lieveheersbeestje, heeft zijn eigen oplossing! Haar raad was niet nodig geweest. Maar ik op mijn beurt zeg: ‘Okay het lieveheersbeestje bedacht zélf dat het kon vliegen, maar als Meisje Bloem niet de moeite had genomen om het raam open te zetten, zat hij nu nog op die donkere zolder, zonder eten.

Continue Reading


Bloemetje 122. Bij ons in de familie.

Door: Joris Leijten
Als ik dit schrijf is het nog ‘Volwassen Boekenweek’ met het thema “Bij ons in de Familie” (tot 24 maart).  Je ziet op televisie auteurs praten over hun boeken in relatie met hun familie. Ik krijg ook regelmatig vragen of wij inspiratie gehaald hebben uit onze familie voor Meisje Bloem en andere boeken. In alle hoofdrolspelers zit iets van ons  auteurs. Dat is vertrouwd en herkenbaar voor ons. Madame Poubelle is ijverig, een praktische dame die graag mogelijkheden ziet in spullen die ze vindt in prullenbakken. Meneer Boek is gedreven en vastbijtend en ziet de connecties tussen feesten en situaties die hij mee maakt. Meisje Bloem is een denkertje, een onderzoeker in de dop. Net als Meisje Bloem kunnen wij,  auteurs, diep mijmeren en denken.

Continue Reading