Bloemetje 56 Een zoen en een roos

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem is boos omdat haar ouders werken en niet bij haar kunnen zijn. Ze zegt: ‘Ik ben boos op mijn vader. Ik ben boos op mijn moeder. Ze gaan altijd werken.’ Meisje Bloem voelt zich alleen. Meisje Bloem denkt aan haar overleden opa, die werkte niet. Ze praat met hem. ‘Kom, Bloem, niet boos zijn’, zegt opa. Meisje Bloem krijgt een zoen. Maar dat helpt niet.’ Haar opa probeert met een zoen Meisje Bloem op andere gedachten te brengen en ontkent daarmee haar boze emotie. De zoen heeft geen effect. Opa heeft nog een truc in de doos, een versje dat hij kent uit zijn jeugd over een roos op je hoed die boosheid verdrijft.‘ Ben je boos, pluk een roos, zet hem op je hoed, dan ben je morgen weer goed.’ ‘Morgen pas weer goed! zegt Meisje Bloem, ‘dus mag ik vandáág boos blijven.’ Opa zegt: ‘Jij hebt gewonnen.’ Vandaag mag Meisje Bloem boos zijn. Meisje Bloem zegt: ‘Dat is wat ik wil.’ (26. De hoed). Ook de truc met de roos op de hoed van opa werkt niet. Wellicht had opa beter kunnen vragen naar de reden van haar boosheid.       

Continue Reading


Bloemetje 55. Alles op zijn kop.

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een grote doos met messen, lepels en vorken. ‘Meisje Bloem zegt: ‘Het zijn mooie voor een deftig diner.’ Rechts van het bord het mes en de lepel, links de vork, weet ze. Haar ogen lachen om de vork die is kromgebogen. Ze zegt: ‘Dit is een krulvork. Met een krulvork eten krulmensen.’ Wat onderscheidt krulmensen van niet-krulmensen? Een normale vork gebruikt iedereen; een kromme vork met een krul is bijzonder en is voor krulmensen die anders dan iedereen naar de wereld kijken. Die, zoals Meisje Bloem in het verhaaltje zegt, kunnen denken met een bochtje. Meisje Bloem doet een krulmens voor. Ze buigt voorover en legt haar handen op de grond. ‘Als je een krulmens bent’, zegt ze, ‘zie je alles op zijn kop.’ (3. De vork). Je kijkt als krulmens anders aan tegen heersende normen, je trekt wat hoort in twijfel: het kan immers ook anders, beter wellicht; een vork functioneert als hij recht is, maar functioneert ook krom.         

Continue Reading


Bloemetje 54 Zaadjes en erwtjes

Door Joris Leijten:
Het is bijzonder dat Meisje Bloem op haar zolder een doosje zaadjes vindt. Zij bedenkt dat ze daar een heleboel bloemen van kan maken. Meisje Bloem vindt ook een pot met aarde. Zij duwt de zaadjes in de grond. ‘Nu moeten jullie gaan groeien’, zegt ze tegen de zaadjes, ‘want ik wil een heleboel bloemen.’( 27. De zaadjes). De zaadjes van Bloem kun je ook symbolisch zien. Het zaadje is de kiem waar bloemen uit ontstaan: de bloemen zijn de nieuwe ideeën. Meisje Bloem zaait haar verhalen via het prentenboek Meisje Bloem. Haar verhalen groeien op hun beurt omdat lezers haar ideeën omarmen en gebruiken en toepassen in hun eigen leven. Haar ideeën inspireren om kritisch te denken en misschien andere dingen te doen.

Continue Reading


Bloemetje 53. Ja juist!

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt tussen de dozijn een dooie muis. Zijn velletje is verdroogd. Hij is en beetje ingedeukt, Bloem. 'Hij is dood', zegt Meisje Bloem, 'hij is helemaal stijf.' [..] Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. Ze aait het kopje. De muis is koud. (6. De dooie muis) Je kunt je afvragen of je in een boek voor jonge kinderen moet praten over de dood. Van dat niet strijdig is met de "tere" kinderziel. Zo je ook niet zou mogen praten over seksualiteit. Over milieuproblemen. Dat zijn controversiële onderwerpen, waar een leerkracht bijvoorbeeld, zich niet aan zou moeten wagen. Dat vinden sommige mensen. Ik ben het daar niet me eens. Die onderwerpen maken deel uit van het kinderleven. Die onderwerpen negeren, is je vriendelijk negeren. En negeren, wetende dat we uit de psychologie, is erger dan pesten nog. Toch weet ik dat het voor veel leerkrachten een dilemma is.

Alles waar kinderen me bezig zijn, zou bespreekbaar moeten zijn. En ik vraag me af: kan dat? Leraren die moeite hebben met het denken van deze thema's aan de gezinssituatie van de kinderen. Ze houden rekening met de groep waar hun leerlingen thuis horen. De leerlingen hebben soms grote, zeer grote invloed van hun omgeving op hun denken, voelen en willen en op hun gedrag. Die leraren vinden dat het niet is aan raden het soort van zijn omgeving te vervreemden door iets te bespreken waar thuis niet over wordt gesproken. Dat is punt om over na te denken, maar toch...

De sfeer van een groep heeft invloed op hem, dat is duidelijk, maar hij kan ja zeggen van nee willen mensen in hun natuur eigenschappen bezitten als 'reflecteren', als 'evalueren'. Meisje Bloem doet dat. Haar oom Ben maakt altijd weer hetzelfde grapje. Oom Ben zegt altijd: "Ik haal je neus eraf" en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dat ik dat geloof maar ik zie dat de duim is.' Meisje Bloem zegt: 'Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach.' (17. De fopneus) Meisje Bloem zegt tegen oom Ben dat hij niet grappig is.

Continue Reading