Bloemetje 12. Bruine bloemen

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een boeket bruine bloemen van lang geleden. Meisje Bloem kijkt naar de bos bloemen. Ze zegt: “Het is van een trouwfeest van lang geleden dat kun je zien, want anders hadden de bloemen nog kleur gehad.’ Meisje Bloem haalt de bloemen uit het papier. De blaadjes van de bloemen vallen allemaal naar beneden. ‘Zonde’, zegt ze, ‘de blaadjes zijn er afgevallen.’ In haar hand heeft ze nog alleen de takken. Meisje Bloem zegt: ‘Jammer nu is het verhaal verloren (23. De bos bloemen). De bloemen op de zolder zijn oud geworden en vallen uit elkaar als Meisje Bloem ze aanraakt. Alles wat oud wordt gaat een keertje weg van de wereld. Soms pas na honderd jaar zoals sommige mensen. Soms na tien jaar zoals een droogboeket. Soms al na een dag zoals het vliegje dat maar één dag leeft. Maar alles verandert ook, omdat wij mensen niet zorgvuldig omgaan met alles wat leeft en we de aarde veranderen in een onbewoonbare plek.

Continue Reading


Bloemetje 11. Bloem groeit.

Door Joris Leijten

Een lezer schreef mij dat ze getroffen was door de titel van dit prentenboek, die ook de naam, of beter: de bijnaam van de hoofdfiguur is. Hoe was die bijnaam ontstaan? De auteurs van het boek zeggen daar over, dat ze een meisje wilden beschrijven maar aarzelden over de naam die ze wilden geven. Ze dachten aan Anne, of Alice, of Aagje. Plotseling dachten ze aan de naam ‘Bloem’ of voluit ‘Meisje Bloem’. Zo ontstond het verhaal.  “Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. “Bloemen houden van mensen” is de leus die de bloemenbranche jaren geleden voerde: Meisje Bloem houdt van mensen.  De vergelijking van haar zelf met bloemen wordt door Meisje Bloem zelf ook gezien. Ze noemt de vergelijking bewust of onbewust in haar verhalen. In het verhaal van de vlinderdoos zegt ze tegen haar pop: ‘Ik ben Bloem en jij bent Vlinder.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een vlinder vliegt altijd naar een bloem toe. Dus jij vliegt altijd naar mij. De pop lacht, hij vindt Vlinder een mooie naam (45. De vlinderdoos). In dat wat ze zegt, legt Meisje Bloem een relatie met een ander door middel van haar bijnaam en de naam die ze geeft aan de pop.

Continue Reading


Bloemetje 10. Gezellig

Door Clémence Leijten

 In een doos vindt Meisje Bloem lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga het héél gezellig maken.’ Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut. ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen (44. De kerstboomlichtjes).’  ”Gezellig”, zegt Meisje Bloem. Voor Meisje Bloem is dat kamperen in een tent. Wat gezellig is, is voor iedereen wat anders. In dit verhaaltje zitten wel  de algemene elementen die iets gezellig maken. De deken boven haar hoofd die de zolder intiemer maakt: intimiteit geeft een gevoel van veiligheid. Meisje Bloem maakt haar hut donker waardoor de kerstlampjes nog helderder schijnen, zonder duisternis bestaat er geen licht. Maar er is nog één element (en dat is de essentie van gezellig-zijn waarvan Meisje Bloem zich misschien niet bewust is), het zit ook in het verhaal. Meisje Bloem doet haar schouders omhoog en trekt haar knieën onder haar kin. Ze slaat haar armen om haar benen. Ze zegt tegen haar pop: “Wat is het gezellig hier binnen.’ De pop vindt dat ook. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Gezellig voelt als een vriend.’ Dankzij de pop wordt het gezellig omdat ze sámen zijn. 

Continue Reading


Bloemetje 9. Rommel.

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem moet van haar moeder de rommel op haar kamer opruimen en mag niet naar zolder.’ Meisje Bloem vindt opruimen niet nodig en ook niet nuttig. Meisje Bloem zegt: ‘Opruimen is alles neerzetten zoals mijn moeder het wil. “Alle spulletjes moeten in de kast”, zegt mijn moeder. Maar dan vergeet ik ze, omdat ik ze niet zie.’ Meisje Bloem zegt:Als alles opgeruimd is, heb ik niks om over te denken’ (22. Het niksje). De opdracht van de moeder aan Meisje Bloem om haar kamer op te ruimen zet mij aan het denken. Als mijn moeder mij vroeger vroeg mijn kamer op te ruimen, wist ik dat ze bedoelde dat het er een rommel was. Maar wat is rommel? Ik kijk om me heen en zie de sporen van het sinterklaasfeest gisteravond: de dozen, het pakpapier. Ik geniet na. Ik pak er een mooi papier uit omdat ik daar plaatjes uit wil knippen; ik vind nog een gedichtje dat mij weer aan het lachen maakt en van de surprise die ik kreeg, maak ik een schilderij, dat ik ophang in de keuken. Is dit rommel?

Continue Reading