Door Clémence Leijten
Meisje Bloem en haar pop vinden op zolder een paraplu. Meisje Bloem kan de paraplu meteen gebruiken want het wordt opeens donker en de wolk boven haar hoofd is pikzwart. ‘Er komt onweer’, roept ze. Flits… donderebom, flits…. donderebom. Dan begint het te regenen. Te regenen! ‘Ik heb een paraplu’, zegt Meisje Bloem, ‘ons kan niks gebeuren. Wij gaan schuilen (24. De paraplu).’ De pop is bang; Meisje Bloem biedt haar pop bescherming en ze wachten samen onder de paraplu tot de zon weer gaat schijnen. Ik vat de paraplu in het verhaaltje op als een metafoor van bescherming, voor schuilen. Maar wat is dat schuilen? Meisje Bloem denkt na over schuilen. Meisje Bloem zegt: ‘Schuilen is dat je je verbergt voor iets dat je bang maakt. Er kan dan niets meer gebeuren(24. De paraplu).’ Ik ken in mijn leven het gevoel van dreiging; ik ken de behoefte dan te willen schuilen.
Continue Reading
Door Clémence Leijten.
In een doos op zolder liggen messen, lepels en vorken. Meisje Bloem zegt: ‘Het zijn mooie voor een deftig diner.’ Rechts van het bord het mes en de lepel, links de vork weet ze. Haar ogen lachen om de vork die is krom gebogen (3. De vork). Meisje Bloem vindt een kromme vork leuk, terwijl andere mensen denken: gooi weg die rare vork, die kan je toch niet meer normaal gebruiken. Zij vindt de kromme vork leuk omdat die haar doet denken aan mensen die zich anders dan anderen mensen gedragen. Die mensen ‘krullen’ als de kromme vork; zij buigen zich in bochten die nog niet bestaan. “Krulmensen” noemt Meisje Bloem die mensen: krulmensen zijn anders en ze doen anders “Meisje Bloem doet een krulmens voor. Ze buigt voorover en legt haar handen op de grond. ‘Als je een krulmens bent’, zegt ze, ‘zie je alles op zijn kop (3. De vork).’ Daarmee bedoelt ze, denk ik, dat krulmensen de dingen anders bekijken dan de meeste mensen. Dat doen ze omdat ze dat grappiger vinden, of wijzer, of handiger. Meisje Bloem ontdekt dat zij een krulmens is.
Continue Reading